'Rotssteen' in de Bijbel
Hij is de Rotssteen, Wiens werk volkomen is; want al Zijn wegen zijn gerichte. God is waarheid, en is geen onrecht; rechtvaardig en recht is Hij.
Als nu Jeschurun vet werd, zo sloeg hij achteruit (gij zijt vet, gij zijt dik, ja, met vet overdekt geworden!); en hij liet God varen, Die hem gemaakt heeft, en versmaadde den Rotssteen zijns heils.
Den Rotssteen, Die u gegenereerd heeft, hebt gij vergeten; en gij hebt in vergetenis gesteld den God, Die u gebaard heeft.
Hoe zoude een enige duizend jagen, en twee tien duizend doen vluchten, ten ware, dat hunlieder Rotssteen hen verkocht, en de HEERE hen overgeleverd had?
Want hun rotssteen is niet gelijk onze Rotssteen, zelfs onze vijanden rechters zijnde.
Dan zal Hij zeggen: Waar zijn hun goden; de rotssteen, op welken zij betrouwden?