'Schede' in de Bijbel
Daarom liep David, en stond op den Filistijn, en nam zijn zwaard, en hij trok het uit zijn schede, en hij doodde hem, en hij hieuw hem het hoofd daarmede af. Toen de Filistijnen zagen, dat hun geweldigste dood was, zo vluchtten zij.
Als zij nu waren bij den groten steen, die bij Gibeon is, zo kwam Amasa voor hun aangezicht. En Joab was omgord over zijn kleed, dat hij aan had, en daarop was een gordel, daar het zwaard aan vastgemaakt was op zijn lenden in zijn schede; en als hij voortging, zo viel het uit.
En de HEERE zeide tot den engel, dat hij zijn zwaard weder in zijn schede steken zou.
O wee, gij zwaard des HEEREN! Hoe lang zult gij niet stil houden? Vaar in uw schede, rust en wees stil!
En zeg tot het land van Israel: Alzo zegt de HEERE: Ziet, Ik wil aan u, en Ik zal Mijn zwaard uit zijn schede trekken; en Ik zal van u uitroeien den rechtvaardige en den goddeloze.
Omdat Ik dan van u uitroeien zal den rechtvaardige en den goddeloze, daarom zal Mijn zwaard uit zijn schede uitgaan tegen alle vlees, van het zuiden tot het noorden.
En alle vlees zal weten, dat Ik, de HEERE, Mijn zwaard uit zijn schede getrokken heb; het zal niet meer wederkeren.
Keer uw zwaard weder in zijn schede! In de plaats, waar gij geschapen zijt, in het land uwer woningen zal Ik u richten.
Jezus dan zeide tot Petrus: Steek uw zwaard in de schede. Den drinkbeker, dien Mij de Vader gegeven heeft, zal Ik dien niet drinken?