13 gebeurtenissen in 1 vertaling

'Sefatja' in de Bijbel

En de vierde, Adonia, de zoon van Haggith; en de vijfde Sefatja, de zoon van Abital;

De vijfde Sefatja, van Abital; de zesde Jithream, van zijn huisvrouw Egla.

En Jibnea, de zoon van Jeroham, en Ela, de zoon van Uzzi, den zoon van Michri; en Mesullam, de zoon van Sefatja, den zoon van Reuel, den zoon van Jibnija;

Eluzai, en Jerimoth, en Bealja, en Semarja, en Sefatja, de Harufiet;

Doch over de stammen van Israel waren dezen: over de Rubenieten was Eliezer, de zoon van Zichri, voorganger; over de Simeonieten was Sefatja, de zoon van Maacha;

En hij had broederen, Josafats zonen, Azarja, en Jehiel, en Zecharja, en Azarjahu, en Michael, en Sefatja; deze allen waren zonen van Josafat, den koning van Israel.

De kinderen van Sefatja, driehonderd twee en zeventig.

De kinderen van Sefatja, de kinderen van Hattil, de kinderen van Pocheret-Hazebaim, de kinderen van Ami.

En van de kinderen van Sefatja, Zebadja, de zoon van Michael; en met hem tachtig manspersonen.

De kinderen van Sefatja, driehonderd twee en zeventig;

De kinderen van Sefatja, de kinderen van Hattil, de kinderen van Pochereth van Zebaim, de kinderen van Amon;

Te Jeruzalem dan woonden sommigen van de kinderen van Juda, en van de kinderen van Benjamin. Van de kinderen van Juda: Athaja, de zoon van Uzzia, den zoon van Zacharja, den zoon van Amarja, den zoon van Sefatja, den zoon van Mahalaleel, van de kinderen van Perez;

Als Sefatja, de zoon van Matthan, en Gedalia, de zoon van Pashur, en Juchal, de zoon van Selemja, en Pashur, de zoon van Malchia, de woorden hoorden, die Jeremia tot al het volk sprak, zeggende:

Public domain