'Zoudt' in de Bijbel
En de hoofdman over honderd, antwoordende, zeide: Heere! ik ben niet waardig, dat Gij onder mijn dak zoudt inkomen; maar spreek alleenlijk een woord, en mijn knecht zal genezen worden.
Doch zo gij geweten hadt, wat het zij: Ik wil barmhartigheid en niet offerande, gij zoudt de onschuldigen niet veroordeeld hebben.
Hoe verstaat gij niet, dat Ik u van geen brood gesproken heb, als Ik zeide, dat gij u wachten zoudt van den zuurdesem der Farizeen en Sadduceen.
En Jezus zeide tot hen: Om uws ongeloofs wil; want voorwaar zeg Ik u: Zo gij een geloof hadt als een mosterdzaad, gij zoudt tot deze berg zeggen: Ga heen van hier derwaarts, en hij zal heengaan; en niets zal u onmogelijk zijn.
Doch Jezus, antwoordende, zeide tot hen: Voorwaar zeg Ik u: Indien gij geloof hadt, en niet twijfeldet, gij zoudt niet alleenlijk doen, hetgeen den vijgeboom is geschied; maar indien gij ook tot deze berg zeidet: Word opgeheven en in de zee geworpen! het zou geschieden.
Gij slangen, gij adderengebroedsels! hoe zoudt gij de helse verdoemenis ontvlieden?
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (8)
- Exodus (5)
- Leviticus (6)
- Numberi (2)
- Deuteronomium (10)
- Richteren (9)
- Ruth (3)
- 1 Samuël (9)
- 2 Samuël (11)
- 1 Koningen (2)
- 2 Koningen (8)
- 1 Kronieken (2)
- 2 Kronieken (3)
- Ezra (1)
- Nehemia (5)
- Job (7)
- Psalmen (3)
- Spreuken (5)
- Prediker (3)
- Hooglied (1)
- Jesaja (17)
- Jeremia (14)
- Klaagliederen (2)
- Ezechiël (8)
- Daniël (2)
- Hosea (1)
- Joël (1)
- Obadja (1)
- Micha (1)
- Habakuk (2)
- Maleachi (1)