'Alle' in de Bijbel

Als het nog in zijn groenigheid is, hoewel het niet afgesneden wordt, nochtans verdort het voor alle gras.

Wie weet niet uit alle deze, dat de hand des HEEREN dit doet?

In Wiens hand de ziel is van al wat leeft, en de geest van alle vlees des mensen.

Alle mensen mijns heimelijken raads hebben een gruwel aan mij; en die ik liefhad, zijn tegen mij gekeerd.

Als zijn genoegzaamheid zal vol zijn, zal hem bang zijn; alle hand des ellendigen zal over hem komen.

Alle duisternis zal verborgen zijn in zijn schuilplaatsen; een vuur, dat niet opgeblazen is, zal hem verteren; den overigen in zijn tent zal het kwalijk gaan.

De kluiten des dals zijn hem zoet, en hij trekt na zich alle mensen; en dergenen, die voor hem geweest zijn, is geen getal.

Zij zijn een weinig tijds verheven, daarna is er niemand van hen; zij worden nedergedrukt; gelijk alle anderen worden zij besloten; en gelijk de top ener aar worden zij afgesneden.

Alle vlees zou tegelijk den geest geven, en de mens zou tot stof wederkeren.

Alle mensen zien het aan; de mens schouwt het van verre.

Hij aanziet alles, wat hoog is, hij is een koning over alle jonge hoogmoedige dieren.