'Berg' in de Bijbel
En de heerlijkheid des HEEREN rees op van het midden der stad, en stond op den berg, die tegen het oosten der stad is.
Alzo zegt de Heere HEERE: Ik zal ook van den oppersten tak des hogen ceders nemen, dat Ik zetten zal; van het opperste zijner jonge takjes zal Ik een tederen afplukken, denwelken Ik op een hogen en verhevenen berg planten zal;
Op den berg der hoogte van Israel zal Ik hem planten; en hij zal takken voortbrengen, en vrucht dragen, en hij zal tot een heerlijken ceder worden, dat onder hem wonen zal alle gevogelte van allerlei vleugel; in de schaduw zijner takken zullen zij wonen.
Want op Mijn heiligen berg, op den hogen berg Israels, spreekt de Heere HEERE, daar zal Mij het ganse huis Israels in het land dienen, zij allen; daar zal Ik welgevallen aan hen nemen, en daar zal Ik uw hefofferen eisen, en de eerstelingen uwer heffingen met al uw geheiligde dingen.
Gij waart een gezalfde, overdekkende cherub; en Ik had u alzo gezet; gij waart op Gods heiligen berg; gij wandeldet in het midden der vurige stenen.
Door de veelheid uws koophandels hebben zij het midden van u met geweld vervuld, en gij hebt gezondigd; daarom zal Ik u ontheiligen van Gods berg, en zal u, gij overdekkende cherub! verdoen uit het midden der vurige stenen!
In de gezichten Gods bracht Hij mij in het land Israels, en Hij zette mij op een zeer hogen berg; en aan denzelven was als een gebouw ener stad tegen het zuiden.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (2)
- Exodus (35)
- Leviticus (4)
- Numberi (16)
- Deuteronomium (25)
- Jozua (17)
- Richteren (7)
- 1 Samuël (2)
- 2 Samuël (1)
- 1 Koningen (6)
- 2 Koningen (7)
- 1 Kronieken (1)
- 2 Kronieken (3)
- Nehemia (1)
- Job (1)
- Psalmen (16)
- Hooglied (1)
- Jesaja (30)
- Jeremia (7)
- Ezechiël (7)
- Daniël (4)
- Joël (3)
- Amos (2)
- Obadja (3)
- Micha (4)
- Habakuk (1)
- Zacharia (2)