29 gebeurtenissen in 1 vertaling

'Brak' in de Bijbel

En hij brak op van daar naar het gebergte, tegen het oosten van Beth-El, en hij sloeg zijn tent op, zijnde Beth-El tegen het westen, en Ai tegen het oosten; en hij bouwde aldaar den HEERE een altaar, en riep den naam des HEEREN aan.

VersbegrippenAi, De StadGod AanroepenNomadenHeiligdommenTentenAbraham, De Vriend Van GodAbraham, Roeping En LevensloopGebed Beschreven AlsAltaren Voor De HeerAltaren BouwenOost En West

En hij brak op van daar, en groef een andere put, en zij twistten over dien niet; daarom noemde hij deszelfs naam Rehoboth, en zeide: Want nu heeft ons de HEERE ruimte gemaakt, en wij zijn gewassen in dit land.

VersbegrippenOvervloed, MaterieelUitgravingPotentieel Van FruitRuime PlekMensen Die Dingen BenoemenVrijheidNaar Een Nieuwe Plek GaanRuimteVruchtbaarheidLand

En die man brak gans zeer uit in menigte, en hij had vele kudden, en dienstmaagden, en dienstknechten, en kemelen, en ezelen.

VersbegrippenOvervloed, MaterieelGrootsheidSchapenGroei In RijkdomGroepen Van SlavenMassa's EzelsSchapen BezittenRijke MensenRijkdom En Voorspoed

Toen vatte ik de twee tafelen, en wierp ze heen uit beide mijn handen, en brak ze voor uw ogen.

VersbegrippenRotsen SplijtenTwee Stenen Tabletten

Voorts streed Abimelech tegen de stad dienzelven gansen dag, en nam de stad in, en doodde het volk, dat daarin was; en hij brak de stad af, en bezaaide haar met zout.

VersbegrippenVeroveringZuurheidZaaien

Toen maakten zich alle mannen van Israel op uit hun plaatsen, en schikten den strijd te Baal-Thamar; ook brak Israels achterlage op uit haar plaats, na de ontbloting van Gibea.

En de achterlage haastte, en brak voorwaarts naar Gibea toe; ja, de achterlage trok rechtdoor, en sloeg de ganse stad met de scherpte des zwaards.

En het geschiedde, als hij van de ark Gods vermeldde, zo viel hij achterwaarts van den stoel af, aan de zijde der poort, en brak den nek, en stierf; want de man was oud en zwaar; en hij richtte Israel veertig jaren.

VersbegrippenSpirituele LeidersNummer Veertig40 Tot 50 jaarAchterstevorenMensen Die TuimelenEen Geliefd Persoon VerliezenDood Van Een FamilielidDood Van Een VaderKwaliteiten Van Leiderschap

En Joas, de koning van Israel, greep Amazia, den koning van Juda, den zoon van Joas, den zoon van Ahazia, te Beth-Semes, en kwam te Jeruzalem; en hij brak aan den muur van Jeruzalem, van de poort van Efraim tot aan de Hoekpoort, vierhonderd ellen.

VersbegrippenPoortenStormrammenMurenVernietiging Van JeruzalemVernietiging Van De Muur Van JeruzalemGenoemde PoortenLijst van koningen van Israël

Hij nam de hoogten weg, en brak de opgerichte beelden, en roeide de bossen uit; en hij verbrijzelde de koperen slang, die Mozes gemaakt had, omdat de kinderen Israels tot die dagen toe haar gerookt hadden; en hij noemde haar Nehustan.

VersbegrippenVernietigingHoge PlaatsenPolitieke LeidersHervormingHeiligdommenDe Bronzen SlangSlangenStenenVernietiging Van Satans WerkGedenkstenenVerlaten Van AfgodenBrons Voor AfgodenMemorabilia

Daartoe brak hij de huizen der schandjongens af, die aan het huis des HEEREN waren, alwaar de vrouwen huisjes voor het beeld van het bos weefden.

VersbegrippenHomosexualiteitBestaan Van ArrogantieSpinnen En WevenMannelijke ProstitueesAsherah Dienen

En hij bracht al de priesters uit de steden van Juda, en verontreinigde de hoogten, alwaar die priesters gerookt hadden, van Geba af tot Ber-seba toe; en hij brak de hoogten der poort van Jozua, den overste der stad, was, welke aan iemands linkerhand was, in de stadspoort gaande.

VersbegrippenPoortenBestuurdersHoge Plaatsen

Verder de altaren die op het dak der opperzaal van Achaz waren, die de koningen van Juda gemaakt hadden, mitsgaders de altaren, die Manasse in de twee voorhoven van het huis des HEEREN gemaakt had, brak de koning af; en hij verbrijzelde ze van daar, en wierp het stof daarvan in de beek Kidron.

VersbegrippenDakValleienAltaren BouwenDe Bovenste KamersRechtbanken Van De Tempel

Insgelijks brak hij de opgerichte beelden, en roeide de bossen uit; en hij vervulde hun plaats met mensenbeenderen.

VersbegrippenStenenGedenkstenenBenen

Daartoe ook het altaar, dat te Beth-El was, en de hoogte, die Jerobeam, de zoon van Nebat, dewelke Israel zondigen deed, gemaakt had; te zamen dat altaar en die hoogte brak hij af; ja, hij verbrandde de hoogte, hij vergruisde ze tot stof, en hij verbrandde het bos.

VersbegrippenMalenHeidense Altaren

En het ganse heir de Chaldeen, dat met den overste der trawanten was, brak de muren van Jeruzalem rondom af.

VersbegrippenVernietiging Van JeruzalemVernietiging Van De Muur Van Jeruzalem

Want hij nam de altaren der vreemden, en de hoogten weg, en brak de opgerichte beelden, en hieuw de bossen af.

VersbegrippenHoge PlaatsenHeiligdommenVernietiging Van Satans WerkGedenkstenen

En Joas, de koning van Israel, greep Amazia, den koning van Juda, den zoon van Joas, den zoon van Joahaz, te Beth-Semes; en hij bracht hem te Jeruzalem, en hij brak aan den muur van Jeruzalem, van de poort van Efraim tot aan de Hoekpoort, vierhonderd ellen.

VersbegrippenPoortenStormrammenGenoemde PoortenTwaalf Wezens

Want hij toog uit, en krijgde tegen de Filistijnen, en brak den muur van Gath, en den muur van Jabne, en den muur van Asdod; daartoe bouwde hij steden in Asdod, en onder de Filistijnen.

VersbegrippenMuren

En men brak voor zijn aangezicht af de altaren der Baals; en de zonnebeelden, die omhoog boven dezelve waren, hieuw hij af; de bossen ook, en de gesneden en gegoten beelden verbrak, en vergruisde, en strooide hij op de graven dergenen, die hun geofferd hadden.

Brak hij ook de altaren af en de bossen, en de gesneden beelden stampte hij, die vergruizende, en al de zonnebeelden hieuw hij af in het ganse land van Israel; daarna keerde hij weder naar Jeruzalem.

VersbegrippenVerpletteren

En ik trok uit bij nacht door de Dalpoort, en voorbij de Drakenfontein, en naar de Mistpoort, en ik brak aan de muren van Jeruzalem, dewelke verscheurd waren, en haar poorten met vuur verteerd.

VersbegrippenDrek En MestPoorten Van De StadGenoemde PoortenJeruzalem VerbrandenInspecterenGedurende Een Nacht

Toen ging ik op, des nachts, door de beek, en ik brak aan den muur; en ik keerde weder, en kwam in de Dalpoort; alzo keerde ik wederom.

VersbegrippenGenoemde PoortenGedurende Een Nacht

Hij riep ook een honger in het land; Hij brak allen staf des broods.

En Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboom, en Hij brak het geboomte hunner landpalen.

VersbegrippenVijgenboomBomen Beschadigen

En het ganse heir der Chaldeen, dat met den overste der trawanten was, brak alle muren van Jeruzalem rondom af.

VersbegrippenVernietiging Van De Muur Van Jeruzalem

En ik zag hem, nakende aan den ram, en hij verbitterde zich tegen hem, en hij stiet den ram, en hij brak zijn beide hoornen; en in den ram was geen kracht, om voor zijn aangezicht te bestaan; en hij wierp hem ter aarde, en hij vertrad hem, en er was niemand, die den ram uit zijn hand verloste.

VersbegrippenZwakke DierenDieren SlaanDieren VertrappelenGebroken HorensTwee LichaamsdelenNiemand Kan ReddenDieren Laten Inslapen

En de geitenbok maakte zich uitermate groot; maar toen hij sterk geworden was, brak die grote hoorn, en er kwamen op aan deszelfs plaats vier aanzienlijke, naar de vier winden des hemels.

VersbegrippenHoogteKompassenVier HorensVier WindenHorens In AllegorieGebroken Horens

Public domain