'Daarna' in de Bijbel
Daarna maakte ik mij des nachts op, ik en weinig mannen met mij, en ik gaf geen mens te kennen, wat mijn God in mijn hart gegeven had, om aan Jeruzalem te doen; en er was geen dier met mij, dan het dier, waarop ik reed.
Daarna verbeterden Benjamin, en Hassub, tegenover hun huis; na hem verbeterde Azaria, de zoon van Maaseja, den zoon van Hananja, bij zijn huis.
Daarna verbeterden de Thekoieten een ander maat; tegenover den groten uitstekenden toren, en tot aan den muur van Ofel.
Daarna verbeterde Zadok, de zoon van Immer, tegenover zijn huis. En na hem verbeterde Semaja, de zoon van Sechanja, de bewaarder van de Oostpoort.
Daarna geschiedde het, als onze vijanden hoorden, dat het ons bekend was geworden, en God hun raad te niet gemaakt had, zo keerden wij allen weder tot den muur, een iegelijk tot zijn werk.
En mijn hart beraadslaagde in mij; daarna twistte ik met de edelen, en met de overheden, en zeide tot hen: Gijlieden vordert een last, een iegelijk van zijn broeder. Voorts belegde ik een grote vergadering tegen hen.
En de vorige landvoogden, die voor mij geweest zijn, hebben het volk bezwaard, en van hen genomen aan brood en wijn, daarna veertig zilveren sikkelen; ook heersten hun jongens over het volk; maar ik heb alzo niet gedaan, om der vreze Gods wil.
En de priesters en de Levieten reinigden zichzelven; daarna reinigden zij het volk, en de poorten, en den muur.
Daarna stonden de beide dankkoren in Gods huis; ook ik en de helft der overheden met mij.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (47)
- Exodus (37)
- Leviticus (63)
- Numberi (42)
- Deuteronomium (11)
- Jozua (18)
- Richteren (12)
- Ruth (3)
- 1 Samuël (23)
- 2 Samuël (18)
- 1 Koningen (25)
- 2 Koningen (24)
- 1 Kronieken (11)
- 2 Kronieken (21)
- Ezra (2)
- Nehemia (9)
- Esther (3)
- Job (5)
- Psalmen (4)
- Spreuken (2)
- Prediker (3)
- Jesaja (4)
- Jeremia (9)
- Ezechiël (28)
- Daniël (10)
- Hosea (2)
- Joël (1)
- Amos (1)
- Zacharia (3)