'Dewelke' in de Bijbel
Maar Joab en Abisai jaagden Abner achterna; en de zon ging onder, als zij gekomen waren tot den heuvel van Amma, dewelke is voor Giach, op den weg der woestijn van Gibeon.
En David vraagde den HEERE, Dewelke zeide: Gij zult niet optrekken; maar trek om tot achter hen, dat gij aan hen komt van tegenover de moerbezienbomen;
En David maakte zich op, en ging heen met al het volk, dat bij hem was, van Baalim-Juda, om van daar op te brengen de ark Gods, bij dewelke de Naam wordt aangeroepen, de Naam van den HEERE der heirscharen, Die daarop woont tussen de cherubim.
Ik zal hem zijn tot een Vader, en hij zal Mij zijn tot een zoon; dewelke als hij misdoet, zo zal Ik hem met een mensenroede en met plagen der mensenkinderen straffen.
Een jongen dan nog zag hen, en zeide het Absalom aan; doch die beiden gingen haastelijk, en kwamen in eens mans huis te Bahurim, dewelke een put had in zijn voorhof, en zij daalden daarin.
Ahimaaz dan riep en zeide tot den koning Vrede! En hij boog zich voor den koning met het aangezicht ter aarde, en hij zeide: Geloofd zij de HEERE, uw God, Die de mannen, dewelke hun hand tegen mijn heer den koning ophieven, heeft overgegeven.
Voorts was er nog een krijg te Gob tegen de Filistijnen; en Elhanan, de zoon van Jaare-Oregim, sloeg Beth-Halachmi, dewelke was met Goliath, den Gethiet, wiens spiesenhout was als een weversboom.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (1)
- Exodus (1)
- Numberi (5)
- Deuteronomium (12)
- Jozua (8)
- Richteren (15)
- Ruth (2)
- 1 Samuël (3)
- 2 Samuël (7)
- 1 Koningen (11)
- 2 Koningen (11)
- 1 Kronieken (2)
- 2 Kronieken (12)
- Ezra (1)
- Nehemia (4)
- Esther (2)
- Job (3)
- Psalmen (3)
- Spreuken (1)
- Prediker (3)
- Jesaja (4)
- Jeremia (12)
- Ezechiël (22)
- Daniël (3)
- Amos (2)
- Micha (1)
- Zacharia (4)
- Maleachi (1)