'Eeuwigheid' in de Bijbel
Als David dat daarna hoorde, zo zeide hij: Ik ben onschuldig, en mijn koninkrijk, bij den HEERE, tot in eeuwigheid, van het bloed van Abner, den zoon van Ner.
Die zal Mijn Naam een huis bouwen; en Ik zal den stoel zijns koninkrijks bevestigen tot in eeuwigheid.
Doch uw huis zal bestendig zijn, en uw koninkrijk tot in eeuwigheid, voor uw aangezicht; uw stoel zal vast zijn tot in eeuwigheid.
En Gij hebt Uw volk Israel U bevestigd, U tot een volk, tot in eeuwigheid; en Gij, HEERE, zijt hun tot een God geworden.
Nu dan, HEERE God, doe dit woord, dat Gij over Uw knecht en over zijn huis gesproken hebt, bestaan tot in eeuwigheid, en doe, gelijk als Gij gesproken hebt.
En Uw Naam worde groot gemaakt tot in eeuwigheid, dat men zegge: De HEERE der heirscharen is God over Israel; en het huis van Uw knecht David zal bestendig zijn voor Uw aangezicht.
Zo believe het U nu, en zegen het huis van Uw knecht, dat het in eeuwigheid voor uw aangezicht zij; want Gij, Heere HEERE, hebt het gesproken, en met Uw zegen zal het huis van Uw knecht gezegend worden in eeuwigheid.
Nu dan, het zwaard zal van uw huis niet afwijken tot in eeuwigheid; daarom dat gij Mij veracht hebt, en de huisvrouw van Uria, den Hethiet, genomen hebt, dat zij u ter vrouwe zij.
Hij is een Toren der verlossingen Zijns konings, en Hij doet goedertierenheid aan Zijn gezalfde, aan David en aan zijn zaad, tot in eeuwigheid.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (3)
- Exodus (5)
- Leviticus (1)
- Deuteronomium (7)
- Jozua (2)
- Richteren (1)
- 1 Samuël (8)
- 2 Samuël (9)
- 1 Koningen (6)
- 2 Koningen (2)
- 1 Kronieken (20)
- 2 Kronieken (11)
- Ezra (2)
- Nehemia (3)
- Job (5)
- Psalmen (133)
- Spreuken (5)
- Prediker (3)
- Jesaja (21)
- Jeremia (9)
- Klaagliederen (2)
- Ezechiël (8)
- Daniël (8)
- Hosea (1)
- Joël (3)
- Amos (1)
- Obadja (1)
- Jona (1)
- Micha (4)
- Habakuk (1)
- Zefanja (1)
- Zacharia (1)
- Maleachi (1)