'Knieen' in de Bijbel
En als zij bij de schare gekomen waren, kwam tot Hem een mens, vallende voor Hem op de knieen, en zeggende:
En een kroon van doornen gevlochten hebbende, zetten die op Zijn hoofd, en een rietstok in Zijn rechter hand; en vallende op hun knieen voor Hem, bespotten zij Hem, zeggende: Wees gegroet, Gij Koning der Joden!
En tot Hem kwam een melaatse, biddende Hem, en vallende voor Hem op de knieen, en tot Hem zeggende: Indien Gij wilt, Gij kunt mij reinigen.
En als Hij uitging op den weg, liep een tot Hem, en voor Hem op de knieen vallende, vraagde Hem: Goede Meester! wat zal ik doen, opdat ik het eeuwige leven beerve?
En sloegen Zijn hoofd met een rietstok, en bespogen Hem, en vallende op de knieen, aanbaden Hem.
En Simon Petrus, dat ziende, viel neder aan de knieen van Jezus, zeggende: Heere! ga uit van mij; want ik ben een zondig mens.
En vallende op de knieen, riep hij met grote stem: Heere, reken hun deze zonde niet toe! En als hij dat gezegd had, ontsliep hij.
Om deze oorzaak buig ik mijn knieen tot den Vader van onzen Heere Jezus Christus,
Daarom richt weder op de trage handen, en de slappe knieen;