'Nebukadnezar' in de Bijbel
In zijn dagen toog Nebukadnezar, de koning van Babel, op, en Jojakim werd zijn knecht drie jaren; daarna keerde hij zich om, en rebelleerde tegen hem.
Te dier tijd togen de knechten van Nebukadnezar, den koning van Babel, naar Jeruzalem; en de stad werd belegerd.
Zelfs kwam Nebukadnezar, de koning van Babel, tegen de stad, als zijn knechten die belegerden.
En het geschiedde in het negende jaar zijner regering, in de tiende maand, op den tienden der maand, dat Nebukadnezar, de koning van Babel, kwam tegen Jeruzalem, hij en zijn ganse heir, en legerde zich tegen haar; en zij bouwden tegen haar sterkten rondom.
Daarna in de vijfde maand, op de zevenden der maand (dit was het negentiende jaar van Nebukadnezar, den koning van Babel) kwam Nebuzaradan, de overste der trawanten, de knecht des konings van Babel, te Jeruzalem.
Maar aangaande het volk, dat in het land van Juda overgebleven was, dat Nebukadnezar, de koning van Babel, had laten overblijven, daarover stelde hij Gedalia, den zoon van Ahikam, den zoon van Safan.