12 gebeurtenissen in 1 vertaling

'Timna' in de Bijbel

En Timna was een bijwijf van Elifaz, den zoon van Ezau, en zij baarde aan Elifaz Amalek; dit zijn de zonen van Ada, Ezau's huisvrouw.

Verse ConceptsConcubines

En de zonen van Lotan waren Hori en Hemam; en Lotans zuster was Timna.

VersbegrippenGenoemde Zusters

En dit zijn de namen der vorsten van Ezau, naar hun geslachten, naar hun plaatsen, met hun namen: de vorst Timna, de vorst Alva, de vorst Jetheth,

VersbegrippenHeersers Van Edom

Als nu vele dagen verlopen waren, stierf de dochter van Sua, de huisvrouw van Juda; daarna troostte zich Juda, en ging op tot zijn schaapscheerders naar Timna toe, hij en Hira, zijn vriend, de Adullamiet.

VersbegrippenVerdrietSchapen ScherenDood Van Anonieme IndividuenDe Dood Van Anderen Berouwen

En men gaf Thamar te kennen, zeggende: Zie, uw schoonvader gaat op naar Timna, om zijn schapen te scheren.

VersbegrippenSchapen ScherenVertellen Over Bewegingen

Toen legde zij de klederen van haar weduwschap van zich af, en zij bedekte zich met een sluier, en bewond zich, en zette zich aan den ingang der twee fonteinen, die op den weg naar Timna is; want zij zag, dat Sela groot geworden was, en zij hem niet ter vrouw was gegeven.

VersbegrippenSoorten KledingOpgroeienZichzelf KledenMensen Die StrippenAan De Poort ZittenVermommingenDe Wegen GebruikenOnderscheidende KledingGeven In Het Huwelijk

Daarna zal deze landpale zich omkeren Baala tegen het westen, naar het gebergte Seir, en zal doorgaan aan de zijde van den berg Jearim van het noorden; deze is Chesalon; en zij zal afkomen naar Beth-Semes, en door Timna gaan.

Kain, Gibea, en Timna; tien steden en haar dorpen.

VersbegrippenTien Dingen

De kinderen van Elifaz waren Theman, en Omar, Zefi, en Gaetham, Kenaz, en Timna, en Amalek.

De kinderen van Lotan nu waren Hori en Homam; en de zuster van Lotan was Timna.

Toen Hadad stierf, zo werden vorsten in Edom: de vorst Timna, de vorst Alja, de vorst Jetheth,

Daartoe waren de Filistijnen in de steden der laagte en het zuiden van Juda ingevallen, en hadden ingenomen Beth-Semes, en Ajalon, en Gederoth, en Socho en haar onderhorige plaatsen, en Timna en haar onderhorige plaatsen, en Gimzo en haar onderhorige plaatsen; en zij woonden aldaar.

Zoekresultaten op Versies

Alle versies

Zoekresultaten op Boek

Alle Boeken

Public domain