'Twee' in de Bijbel
De kinderen van Paros, twee duizend honderd twee en zeventig.
De kinderen van Pahath-Moab, van de kinderen van Jesua-Joab, twee duizend achthonderd en twaalf.
De kinderen van Azgad, duizend tweehonderd twee en twintig.
Al de Nethinim, en de kinderen der knechten van Salomo, waren driehonderd twee en negentig.
De kinderen van Delaja, de kinderen van Tobia, de kinderen van Nekoda, zeshonderd twee en vijftig.
Deze ganse gemeente te zamen was twee en veertig duizend driehonderd en zestig.
En twintig gouden bekers, tot duizend drachmen; en twee vaten van blinkend goed koper, begeerlijk als goud.
Maar des volks is veel, en het is een tijd van plasregen, dat men hier buiten niet staan kan; en het is geen werk van een dag noch van twee; want velen onzer hebben overtreden in deze zaak.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (43)
- Exodus (65)
- Leviticus (24)
- Numberi (66)
- Deuteronomium (17)
- Jozua (14)
- Richteren (18)
- Ruth (6)
- 1 Samuël (17)
- 2 Samuël (13)
- 1 Koningen (38)
- 2 Koningen (27)
- 1 Kronieken (16)
- 2 Kronieken (20)
- Ezra (15)
- Nehemia (22)
- Esther (3)
- Job (2)
- Psalmen (2)
- Spreuken (3)
- Prediker (4)
- Hooglied (3)
- Jesaja (8)
- Jeremia (12)
- Ezechiël (18)
- Daniël (8)
- Hosea (2)
- Amos (4)
- Zacharia (8)