'Zevenhonderd' in de Bijbel
Waren hun getelden van den stam van Dan twee en zestig duizend en zevenhonderd.
Zijn heir nu, en zijn getelden waren twee en zestig duizend en zevenhonderd.
Hun getelden nu waren, naar hun geslachten, twee duizend zevenhonderd en vijftig.
Die nu aan die plaag gestorven zijn, waren veertien duizend en zevenhonderd, behalve die gestorven waren om de zaak van Korach.
Dit zijn de geslachten der Rubenieten; en hun getelden waren drie en veertig duizend zevenhonderd en dertig.
Dat zijn de geslachten van Manasse: en hun getelden waren twee en vijftig duizend en zevenhonderd.
Dat zijn de getelden van de zonen Israels: zeshonderd een duizend zevenhonderd en dertig.
En al het goud der heffing, dat zij den HEERE offerden, was zestien duizend zevenhonderd en vijftig sikkelen, van de hoofdlieden der duizenden, en van de hoofdlieden der honderden.