'Zwaard' in de Bijbel
Zij dan zeiden: De God der Hebreen is ons ontmoet; zo laat ons toch heentrekken, den weg van drie dagen in de woestijn, en den HEERE, onzen God, offeren, dat Hij ons niet overkome met pestilentie, of met het zwaard.
En zeiden tot hen: De HEERE zie op u, en richte het, dewijl dat gij onzen reuk hebt stinkende gemaakt voor Farao, en voor zijn knechten, gevende een zwaard in hun handen, om ons te doden.
De vijand zeide: Ik zal vervolgen, ik zal achterhalen, ik zal den buit delen, mijn ziel zal van hen vervuld worden, ik zal mijn zwaard uittrekken, mijn hand zal hen uitroeien.
En de naam des anderen was Eliezer, want, zeide hij, de God mijns vaders is tot mijn Hulpe geweest, en heeft mij verlost van Farao's zwaard.
En Mijn toorn zal ontsteken, en Ik zal ulieden met het zwaard doden; en uw vrouwen zullen weduwen, en uw kinderen zullen wezen worden.
En hij zeide tot hen: Alzo zegt de HEERE, de God van Israel: Een ieder doe zijn zwaard aan zijn heup; gaat door en keert weder, van poort tot poort in het leger, en een iegelijk dode zijn broeder, en elk zijn vriend, en elk zijn naaste!
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (4)
- Exodus (6)
- Leviticus (7)
- Numberi (8)
- Deuteronomium (4)
- Jozua (5)
- Richteren (15)
- 1 Samuël (17)
- 2 Samuël (14)
- 1 Koningen (8)
- 2 Koningen (9)
- 1 Kronieken (8)
- 2 Kronieken (8)
- Ezra (1)
- Nehemia (1)
- Job (8)
- Psalmen (14)
- Spreuken (3)
- Hooglied (1)
- Jesaja (17)
- Jeremia (63)
- Klaagliederen (4)
- Ezechiël (70)
- Daniël (1)
- Hosea (5)
- Amos (8)
- Micha (3)
- Nahum (3)
- Zefanja (1)
- Zacharia (3)