1 De kinderen van Ruben nu, den eerstgeborene van Israel; (want hij was de eerstgeborene; maar dewijl hij zijns vaders bed ontheiligd had, werd zijn eerstgeboorte gegeven aan de kinderen van Jozef, den zoon van Israel; doch niet alzo, dat hij zich in het geslachtsregister naar de eerstgeboorte rekenen mocht;
1 Now the sons of Reuben the firstborn of Israel (for he was the firstborn, but because he defiled his father’s bed, his birthright was given to the sons of Joseph the son of Israel; so that he is not enrolled in the genealogy according to the birthright.
10 En in de dagen van Saul voerden zij krijg tegen de Hagarenen, die vielen door hun hand; en zij woonden in hun tenten tegen de gehele oostzijde van Gilead.
10 In the days of Saul they made war with the Hagrites, who fell by their hand, so that they occupied their tents throughout all the land east of Gilead.
14 Dezen zijn de kinderen van Abihail, den zoon van Huri, den zoon van Jaroah, den zoon van Gilead, den zoon van Michael, den zoon van Jesisai, den zoon van Jahdo, den zoon van Buz.
14 These were the sons of Abihail, the son of Huri, the son of Jaroah, the son of Gilead, the son of Michael, the son of Jeshishai, the son of Jahdo, the son of Buz;
18 Van de kinderen van Ruben, en van de Gadieten, en van den halven stam van Manasse, van de strijdbaarste mannen, schild en zwaard dragende, en den boog spannende, en ervaren in den krijg, waren vier en veertig duizend zevenhonderd en zestig, uitgaande in het heir.
18 The sons of Reuben and the Gadites and the half-tribe of Manasseh, consisting of valiant men, men who bore shield and sword and shot with bow and were skillful in battle, were 44,760, who went to war.
20 Doch zij werden geholpen tegen hen, en de Hagarenen werden in hun hand gegeven, en allen, die met hen waren; omdat zij tot God riepen in den krijg, zo liet Hij Zich van hen verbidden, dewijl zij op Hem vertrouwden.
20 They were helped against them, and the Hagrites and all who were with them were given into their hand; for they cried out to God in the battle, and He answered their prayers because they trusted in Him.
24 Dezen nu waren de hoofden hunner vaderlijke huizen, te weten: Hefer, en Jisei, en Eliel, en Azriel, en Jeremia, en Hodavja, en Jahdiel; mannen sterk van kracht, mannen van naam, hoofden der huizen hunner vaderen.
24 These were the heads of their fathers’ households, even Epher, Ishi, Eliel, Azriel, Jeremiah, Hodaviah and Jahdiel, mighty men of valor, famous men, heads of their fathers’ households.
25 Maar zij hebben tegen den God hunner vaderen overtreden, en de goden der volken des lands nagehoereerd, welke God voor hun aangezichten had verdelgd.
25 But they acted treacherously against the God of their fathers and played the harlot after the gods of the peoples of the land, whom God had destroyed before them.
26 Zo verwekte de God Israels den geest van Pul, den koning van Assyrie, en den geest van Tiglath-Pilneser, den koning van Assyrie, die voerde hen gevankelijk weg, te weten de Rubenieten, en de Gadieten, en den halven stam van Manasse; en hij bracht hen te Halah, en Habor, en Hara, en aan de rivier Gozan, tot op dezen dag.
26 So the God of Israel stirred up the spirit of Pul, king of Assyria, even the spirit of Tilgath-pilneser king of Assyria, and he carried them away into exile, namely the Reubenites, the Gadites and the half-tribe of Manasseh, and brought them to Halah, Habor, Hara and to the river of Gozan, to this day.
Public domain
New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org