Parallel Verses

Dutch Staten Vertaling

Zo legt dan af alle kwaadheid, en alle bedrog, en geveinsdheid, en nijdigheid, en alle achterklappingen;

New American Standard Bible

Therefore, putting aside all malice and all deceit and hypocrisy and envy and all slander,

Kruisreferenties

Efeziërs 4:31

Alle bitterheid, en toornigheid, en gramschap, en geroep, en lastering zij van u geweerd, met alle boosheid;

Jakobus 1:21

Daarom, afgelegd hebbende alle vuiligheid en overvloed van boosheid, ontvangt met zachtmoedigheid het Woord, dat in u geplant wordt, hetwelk uw zielen kan zaligmaken.

Jakobus 4:11

Broeders, spreekt niet kwalijk van elkander. Die van zijn broeder kwalijk spreekt en zijn broeder oordeelt, die spreekt kwalijk van de wet, en oordeelt de wet. Indien gij nu de wet oordeelt, zo zijt gij geen dader der wet, maar een rechter.

Psalmen 37:1

Een psalm van David. Aleph. Ontsteek u niet over de boosdoeners; benijd hen niet, die onrecht doen.

1 Samuël 18:8-9

Toen ontstak Saul zeer, en dat woord was kwaad in zijn ogen, en hij zeide: Zij hebben David tien duizend gegeven, doch mij hebben zij maar duizend gegeven; en voorzeker zal het koninkrijk nog voor hem zijn.

Job 36:13

En die met het hart huichelachtig zijn, leggen toorn op; zij roepen niet, als Hij hen gebonden heeft.

Psalmen 32:2

Welgelukzalig is de mens, dien de HEERE de ongerechtigheid niet toerekent, en in wiens geest geen bedrog is.

Psalmen 34:13

Nun. Bewaar uw tong van het kwaad, en uw lippen van bedrog te spreken.

Psalmen 73:3

Want ik was nijdig op de dwazen, ziende der goddelozen vrede.

Spreuken 3:31

Zijt niet nijdig over een man des gewelds, en verkies geen van zijn wegen.

Spreuken 14:30

Een gezond hart is het leven des vleses; maar nijd is verrotting der beenderen.

Spreuken 24:1

Zijt niet nijdig over de boze lieden, en laat u niet gelusten, om bij hen te zijn.

Spreuken 24:19

Ontsteek u niet over de boosdoeners; zijt niet nijdig over de goddelozen.

Jesaja 2:20

In dien dag zal de mens zijn zilveren afgoden, en zijn gouden afgoden, welke zij zich gemaakt hadden, om zich daarvoor neder te buigen, wegwerpen voor de mollen en de vledermuizen;

Jesaja 30:22

En gijlieden zult voor onrein houden het deksel uwer zilveren gesneden beelden, en het overtreksel uwer gouden gegoten beelden; gij zult ze wegwerpen gelijk een maanstondig kleed, en tot elk van die zeggen: Henen uit!

Ezechiël 18:31-32

Werpt van u weg al uw overtredingen, waardoor gij overtreden hebt, en maakt u een nieuw hart en een nieuwen geest; want waarom zoudt gij sterven, o huis Israels?

Mattheüs 7:5

Gij geveinsde! werp eerst den balk uit uw oog, en dan zult gij bezien, om den splinter uit uws broeders oog uit te doen.

Mattheüs 23:28

Alzo ook schijnt gij wel den mensen van buiten rechtvaardig, maar van binnen zijt gij vol geveinsdheid en ongerechtigheid.

Mattheüs 24:51

En zal hem afscheiden, en zijn deel zetten met de geveinsden; daar zal wening zijn en knersing der tanden.

Markus 12:15

En Hij, wetende hun geveinsdheid, zeide tot hen: Wat verzoekt gij Mij? Brengt Mij een penning, dat Ik hem zie.

Lukas 6:42

Of hoe kunt gij tot uw broeder zeggen: Broeder, laat toe, dat ik den splinter, die in uw oog is, uitdoe; daar gij zelf den balk, die in uw oog is, niet ziet? Gij geveinsde! doe eerst den balk uit uw oog, en dan zult gij bezien, om den splinter uit te doen, die in uws broeders oog is.

Lukas 11:44

Wee u, gij Schriftgeleerden en Farizeen, gij geveinsden, want gij zijt gelijk de graven, die niet openbaar zijn, en de mensen, die daarover wandelen, weten het niet.

Lukas 12:1

Daarentussen als vele duizenden der schare bijeenvergaderd waren, zodat zij elkander vertraden, begon Hij te zeggen tot Zijn discipelen: Vooreerst wacht uzelven voor den zuurdesem der Farizeen, welke is geveinsdheid.

Johannes 1:47

En Nathanael zeide tot hem: Kan uit Nazareth iets goeds zijn? Filippus zeide tot hem: Kom en zie.

Romeinen 1:29

Vervuld zijnde met alle ongerechtigheid, hoererij, boosheid, gierigheid, kwaadheid, vol van nijdigheid, moord, twist, bedrog, kwaadaardigheid;

Romeinen 13:12-13

De nacht is voorbijgegaan, en de dag is nabij gekomen. Laat ons dan afleggen de werken der duisternis, en aandoen de wapenen des lichts.

1 Corinthiërs 3:2-3

Ik heb u met melk gevoed, en niet met vaste spijs; want gij vermocht toen nog niet; ja, gij vermoogt ook nu nog niet.

1 Corinthiërs 5:8

Zo dan laat ons feest houden, niet in den ouden zuurdesem, noch in den zuurdesem der kwaadheid en der boosheid, maar in de ongezuurde broden der oprechtheid en der waarheid.

1 Corinthiërs 14:20

Broeders, wordt geen kinderen in het verstand, maar zijt kinderen in de boosheid, en wordt in het verstand volwassen.

2 Corinthiër 12:20

Want ik vrees, dat als ik gekomen zal zijn, ik u niet enigszins zal vinden zodanigen als ik wil, en dat ik van u zal gevonden worden zodanig als gij niet wilt; dat er niet enigszins zijn twisten, nijdigheden, toorn, gekijf, achterklap, oorblazingen, opgeblazenheden, beroerten;

Galaten 5:21-26

Nijd, moord, dronkenschappen, brasserijen, en dergelijke; van dewelke ik u te voren zeg, gelijk ik ook te voren gezegd heb, dat die zulke dingen doen, het Koninkrijk Gods niet zullen beerven.

Efeziërs 4:22-25

Te weten dat gij zoudt afleggen, aangaande de vorige wandeling, den ouden mens, die verdorven wordt door de begeerlijkheden der verleiding;

Colossenzen 3:5-8

Doodt dan uw leden, die op de aarde zijn, namelijk hoererij, onreinigheid, schandelijke beweging, kwade begeerlijkheid, en de gierigheid, welke is afgodendienst.

1 Thessalonicenzen 2:3

Want onze vermaning is niet geweest uit verleiding, noch uit onreinigheid, noch met bedrog;

1 Timotheüs 3:11

De vrouwen insgelijks moeten eerbaar zijn, geen lasteraarsters, wakker, getrouw in alles.

Titus 2:3

De oude vrouwen insgelijks, dat zij in haar dracht zijn, gelijk den heiligen betaamt, dat zij geen lasteraarsters zijn, zich niet tot veel wijns begevende, maar leraressen zijn van het goede;

Titus 3:3-5

Want ook wij waren eertijds onwijs, ongehoorzaam, dwalende, menigerlei begeerlijkheden en wellusten dienende, in boosheid en nijdigheid levende, hatelijk zijnde, en elkander hatende.

Hebreeën 12:1

Daarom dan ook, alzo wij zo groot een wolk der getuigen rondom ons hebben liggende, laat ons afleggen allen last, en de zonde, die ons lichtelijk omringt, en laat ons met lijdzaamheid lopen de loopbaan, die ons voorgesteld is;

Jakobus 3:14

Maar indien gij bitteren nijd en twistgierigheid hebt in uw hart, zo roemt en liegt niet tegen de waarheid.

Jakobus 3:16-17

Want waar nijd en twistgierigheid is, aldaar is verwarring en alle boze handel.

Jakobus 4:5

Of meent gij, dat de Schrift tevergeefs zegt: De Geest, Die in ons woont, heeft Die lust tot nijdigheid?

Jakobus 5:9

Zucht niet tegen elkander, broeders, opdat gij niet veroordeeld wordt; ziet, de Rechter staat voor de deur.

1 Petrus 1:18-25

Wetende dat gij niet door vergankelijke dingen, zilver of goud, verlost zijt uit uw ijdele wandeling, die u van de vaderen overgeleverd is;

1 Petrus 2:16

Als vrijen, en niet de vrijheid hebbende als een deksel der boosheid, maar als dienstknechten van God.

1 Petrus 2:22

Die geen zonde gedaan heeft, en er is geen bedrog in Zijn mond gevonden;

1 Petrus 3:10

Want wie het leven wil liefhebben, en goede dagen zien, die stille zijn tong van het kwaad, en zijn lippen, dat zij geen bedrog spreken;

1 Petrus 4:2

Om nu niet meer naar de begeerlijkheden der mensen, maar naar den wil van God, den tijd, die overig is in het vlees, te leven.

1 Petrus 4:4

Waarin zij zich vreemd houden, als gij niet medeloopt tot dezelfde uitgieting der overdadigheid, en u lasteren;

Openbaring 14:5

En in hun mond is geen bedrog gevonden; want zij zijn onberispelijk voor den troon van God.

Mattheüs 15:7

Gij geveinsden! Wel heeft Jesaja van u geprofeteerd, zeggende:

Public domain

New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org