2 Corinthiër 6:1

En wij, als medearbeidende, bidden u ook, dat gij de genade Gods niet tevergeefs moogt ontvangen hebben.

1 Corinthiërs 3:9

Want wij zijn Gods medearbeiders; Gods akkerwerk, Gods gebouw zijt gij.

Hebreeën 12:15

Toeziende, dat niet iemand verachtere van de genade Gods; dat niet enige wortel der bitterheid, opwaarts spruitende, beroerte make en door dezelve velen ontreinigd worden.

Jeremia 8:8

Hoe zegt gij dan: Wij zijn wijs en de wet des HEEREN is bij ons! Ziet, waarlijk tevergeefs werkt de valse pen der schriftgeleerden.

Mattheüs 23:37

Jeruzalem, Jeruzalem! gij, die de profeten doodt, en stenigt, die tot u gezonden zijn! hoe menigmaal heb Ik uw kinderen willen bijeenvergaderen, gelijkerwijs een hen haar kiekens bijeenvergadert onder de vleugels; en gijlieden hebt niet gewild.

Handelingen 14:3

Zij verkeerden dan aldaar een langen tijd, vrijmoediglijk sprekende in den Heere, Die getuigenis gaf aan het Woord Zijner genade, en gaf, dat tekenen en wonderen geschiedden door hun handen.

Romeinen 12:1

Ik bid u dan, broeders, door de ontfermingen Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levende, heilige en Gode welbehagelijke offerande, welke is uw redelijke godsdienst.

2 Corinthiër 5:18-20

En al deze dingen zijn uit God, Die ons met Zichzelven verzoend heeft door Jezus Christus, en ons de bediening der verzoening gegeven heeft.

2 Corinthiër 8:1-2

Voorts maken wij u bekend, broeders, de genade van God, die in de Gemeenten van Macedonie gegeven is.

2 Corinthiër 10:1

Voorts ik Paulus zelf bid u, door de zachtmoedigheid en goedertierenheid van Christus, die, tegenwoordig zijnde, wel gering ben onder u, maar afwezend stout ben tegen u;

Galaten 2:21

Ik doe de genade Gods niet te niet; want indien de rechtvaardigheid door de wet is, zo is dan Christus tevergeefs gestorven.

Galaten 3:4

Hebt gij zoveel tevergeefs geleden? Indien maar ook tevergeefs!

Galaten 4:11-12

Ik vrees voor u, dat ik niet enigszins tevergeefs aan u gearbeid heb.

Titus 2:11

Want de zaligmakende genade Gods is verschenen aan alle mensen.

Hebreeën 12:25

Ziet toe, dat gij Dien, Die spreekt, niet verwerpt; want indien dezen niet zijn ontvloden, die dengene verwierpen, welke op aarde Goddelijke antwoorden gaf, veelmeer zullen wij niet ontvlieden, zo wij ons van Dien afkeren, Die van de hemelen is;

1 Petrus 4:10

Een iegelijk, gelijk hij gave ontvangen heeft, alzo bediene hij dezelve aan de anderen, als goede uitdelers der menigerlei genade Gods.

Treasury of Scripture Knowledge did not add