Deuteronomium 11:11

Maar het land, waarheen gij overtrekt, om dat te erven, is een land van bergen en van dalen; het drinkt water bij den regen des hemels;

Genesis 27:28

Zo geve u dan God van de dauw des hemels, en de vettigheid der aarde, en menigte van tarwe en most.

Deuteronomium 8:7-9

Want de HEERE, uw God, brengt u in een goed land, een land van waterbeken, fonteinen en diepten, die in dalen en in bergen uitvlieten;

Psalmen 65:12-13

Zij bedruipen de weiden der woestijn; en de heuvelen zijn aangegord met verheuging.

Psalmen 104:10-13

Die de fonteinen uitzendt door de dalen, dat zij tussen de gebergten henen wandelen.

Jesaja 28:1

Wee de hovaardige kroon der dronkenen van Efraim, welker heerlijk sieraad is een afvallende bloem, die daar is op het hoofd der zeer vette vallei, der geslagenen van den wijn.

Jeremia 2:7

En Ik bracht u in een vruchtbaar land, om de vrucht van hetzelve en het goede er van te eten; maar toen gij daarin kwaamt, verontreinigdet gij Mijn land, en steldet Mijn erfenis tot een gruwel.

Hebreeën 6:7

Want de aarde, die den regen, menigmaal op haar komende, indrinkt, en bekwaam kruid voortbrengt voor degenen, door welke zij ook gebouwd wordt, die ontvangt zegen van God;

Treasury of Scripture Knowledge did not add