Deuteronomium 3:29

Alzo bleven wij in dit dal tegenover Beth-Peor.

Deuteronomium 4:46

Aan deze zijde van de Jordaan, in het dal tegenover Beth-Peor, in het land van Sihon, den koning der Amorieten, die te Hesbon woonde; welken Mozes sloeg, en de kinderen Israels, als zij uit Egypte waren uitgetogen,

Deuteronomium 34:6

En Hij begroef hem in een dal, in het land van Moab, tegenover Beth-Peor; en niemand heeft zijn graf geweten, tot op dezen dag.

Numberi 25:3

Als nu Israel zich koppelde aan Baal-Peor, ontstak de toorn des HEEREN tegen Israel.

Numberi 33:48-49

En zij verreisden van de bergen Abarim, en legerden zich in de vlakke velden der Moabieten, aan de Jordaan van Jericho.

Deuteronomium 4:3

Uw ogen hebben gezien, wat God om Baal-Peor gedaan heeft; want alle man, die Baal-Peor navolgde, dien heeft de HEERE, uw God, uit het midden van u verdaan.

Treasury of Scripture Knowledge did not add