Deuteronomium 7:18

Vreest niet voor hen; gedenkt steeds, wat de HEERE, uw God, aan Farao en aan alle Egyptenaren gedaan heeft;

Psalmen 105:5

Gedenkt Zijner wonderen, die Hij gedaan heeft, Zijner wondertekenen, en der oordelen Zijns monds.

Deuteronomium 31:6

Weest sterk en hebt goeden moed, en vreest niet, en verschrikt niet voor hun aangezicht; want het is de HEERE, uw God, Die met u gaat; Hij zal u niet begeven, noch u verlaten.

Deuteronomium 1:29

Toen zeide ik tot u: Verschrikt niet, en vreest niet voor hen.

Psalmen 77:11

Ik zal de daden des HEEREN gedenken; ja, ik zal gedenken Uw wonderen van ouds her;

Exodus 7:1-14

Toen zeide de HEERE tot Mozes: Zie, Ik heb u tot een god gezet over Farao; en Aaron, uw broeder, zal uw profeet zijn.

Deuteronomium 3:6

En wij verbanden dezelve, gelijk wij Sihon, den koning van Hesbon, gedaan hadden, verbannende alle steden, mannen, vrouwen en kinderen.

Richteren 6:13

Maar Gideon zeide tot Hem: Och, mijn Heer! zo de HEERE met ons is, waarom is ons dan dit alles wedervaren? en waar zijn al Zijn wonderen, die onze vaders ons verteld hebben, zeggende: Heeft ons de HEERE niet uit Egypte opgevoerd? Doch nu heeft ons de HEERE verlaten, en heeft ons in der Midianieten hand gegeven.

Psalmen 27:1-2

Een psalm van David. De HEERE is mijn Licht en mijn Heil, voor wien zou ik vrezen? De HEERE is mijns levens kracht, voor wien zou ik vervaard zijn?

Psalmen 46:1-2

Een lied op Alamoth, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach. (1a) God is ons een Toevlucht en Sterkte; Hij is krachtelijk bevonden een Hulp in benauwdheden.

Psalmen 78:11

En zij vergaten Zijn daden, en Zijn wonderen, die Hij hun had doen zien.

Psalmen 78:42-51

Zij dachten niet aan Zijn hand, aan den dag, toen Hij hen van den wederpartijder verloste;

Psalmen 105:26-36

Hij zond Mozes, Zijn knecht, en Aaron, dien Hij verkoren had.

Psalmen 135:8-10

Die de eerstgeborenen van Egypte sloeg, van den mens af tot het vee toe.

Psalmen 136:10-15

Dien, Die de Egyptenaren geslagen heeft in hun eerstgeborenen; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.

Jesaja 41:10-14

Vrees niet, want Ik ben met u; zijt niet verbaasd, want Ik ben uw God; Ik sterk u, ook help Ik u, ook ondersteun Ik u met de rechterhand Mijner gerechtigheid.

Jesaja 51:9-10

Ontwaak, ontwaak, trek sterkte aan, Gij arm des HEEREN! ontwaak als in de verledene dagen, als in de geslachten van ouds; zijt Gij het niet, Die Rahab uitgehouwen hebt, Die den zeedraak verwond hebt?

Jesaja 63:11-15

Nochtans dacht Hij aan de dagen van ouds, aan Mozes en Zijn volk; maar nu, waar is Hij, Die hen uit de zee opgebracht heeft, met de herders Zijner kudde? Waar is Hij, Die Zijn Heiligen Geest in het midden van hen stelde?

Treasury of Scripture Knowledge did not add