2 En hij hief zijn ogen op en zag; en ziet, daar stonden drie mannen tegenover hem; als hij hen zag, zo liep hij hun tegemoet van de deur der tent, en boog zich ter aarde.
2 When he lifted up his eyes and looked, behold, three men were standing opposite him; and when he saw them, he ran from the tent door to meet them and bowed himself to the earth,
5 En ik zal een bete broods langen, dat Gij Uw hart sterkt; daarna zult Gij voortgaan, daarom omdat Gij tot Uw knecht overgekomen zijt. En zij zeiden: Doe zo als gij gesproken hebt.
5 and I will bring a piece of bread, that you may refresh yourselves; after that you may go on, since you have visited your servant.” And they said, “So do, as you have said.”
10 En Hij zeide: Ik zal voorzeker weder tot u komen, omtrent dezen tijd des levens; en zie, Sara, uw huisvrouw, zal een zoon hebben! En Sara hoorde het aan de deur der tent, welke achter Hem was.
10 He said, “I will surely return to you at this time next year; and behold, Sarah your wife will have a son.” And Sarah was listening at the tent door, which was behind him.
19 Want Ik heb hem gekend, opdat hij zijn kinderen en zijn huis na hem zoude bevelen, en zij den weg des HEEREN houden, om te doen gerechtigheid en gerichte; opdat de HEERE over Abraham brenge, hetgeen Hij over hem gesproken heeft.
19 For I have chosen him, so that he may command his children and his household after him to keep the way of the Lord by doing righteousness and justice, so that the Lord may bring upon Abraham what He has spoken about him.”
24 Misschien zijn er vijftig rechtvaardigen in de stad; zult Gij hen ook ombrengen, en de plaats niet sparen, om de vijftig rechtvaardigen, die binnen haar zijn?
24 Suppose there are fifty righteous within the city; will You indeed sweep it away and not spare the place for the sake of the fifty righteous who are in it?
25 Het zij verre van U, zulk een ding te doen, te doden den rechtvaardige met den goddeloze! dat de rechtvaardige zij gelijk de goddeloze, verre zij het van U! zou de Rechter der ganse aarde geen recht doen?
25 Far be it from You to do such a thing, to slay the righteous with the wicked, so that the righteous and the wicked are treated alike. Far be it from You! Shall not the Judge of all the earth deal justly?”
28 Misschien zullen aan de vijftig rechtvaardigen vijf ontbreken; zult Gij dan om vijf de ganse stad verderven? En Hij zeide: Ik zal haar niet verderven, zo Ik er vijf en veertig zal vinden.
28 Suppose the fifty righteous are lacking five, will You destroy the whole city because of five?” And He said, “I will not destroy it if I find forty-five there.”
30 Voorts zeide hij: Dat toch de Heere niet ontsteke, dat ik spreke; misschien zullen aldaar dertig gevonden worden! En Hij zeide: Ik zal het niet doen, zo Ik aldaar dertig zal vinden.
30 Then he said, “Oh may the Lord not be angry, and I shall speak; suppose thirty are found there?” And He said, “I will not do it if I find thirty there.”
31 En hij zeide: Zie toch, ik heb mij onderwonden te spreken tot de Heere; misschien zullen er twintig gevonden worden! En Hij zeide: Ik zal haar niet verderven om der twintigen wil.
31 And he said, “Now behold, I have ventured to speak to the Lord; suppose twenty are found there?” And He said, “I will not destroy it on account of the twenty.”
32 Nog zeide hij: Dat toch de Heere niet ontsteke, dat ik alleenlijk ditmaal spreke: misschien zullen er tien gevonden worden. En Hij zeide: Ik zal haar niet verderven om der tienen wil.
32 Then he said, “Oh may the Lord not be angry, and I shall speak only this once; suppose ten are found there?” And He said, “I will not destroy it on account of the ten.”
Public domain
New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org