Genesis 39:21

Doch de HEERE was met Jozef, en wende Zijn goedertierenheid tot hem; en gaf hem genade in de ogen van den overste van het gevangenhuis.

Exodus 3:21

En Ik zal dit volk genade geven in de ogen der Egyptenaren; en het zal geschieden, wanneer gijlieden uitgaan zult, zo zult gij niet ledig uitgaan.

Genesis 39:2

En de HEERE was met Jozef, zodat hij een voorspoedig man was; en hij was in het huis van zijn heer, den Egyptenaar.

Exodus 11:3

En de HEERE gaf het volk genade in de ogen der Egyptenaren; ook was de man Mozes zeer groot in Egypteland voor de ogen van Farao's knechten, en voor de ogen des volks.)

Exodus 12:36

Daartoe had de HEERE het volk genade gegeven in de ogen der Egyptenaren, dat zij hun hun begeerte deden; en zij beroofden de Egyptenaren.

Psalmen 105:19

Tot den tijd toe, dat Zijn woord kwam, heeft hem de rede des HEEREN doorlouterd.

Handelingen 7:9-10

En de patriarchen, nijdig zijnde, verkochten Jozef, om naar Egypte gebracht te worden; en God was met hem,

Genesis 21:22

Voorts geschiedde het ter zelfder tijd, dat Abimelech, mitsgaders Pichol, zijn krijgsoverste, tot Abraham sprak, zeggende: God is met u in alles, wat gij doet.

Genesis 40:3

En hij leverde hen in bewaring, ten huize van den overste der trawanten, in het gevangenhuis, ter plaatse, waar Jozef gevangen was.

Genesis 49:23-24

De schutters hebben hem wel bitterheid aangedaan, en beschoten, en hem gehaat;

Psalmen 105:22

Om zijn vorsten te binden naar zijn lust, en zijn oudsten te onderwijzen.

Psalmen 106:46

Dies gaf Hij hun barmhartigheid voor het aangezicht van allen, die hen gevangen hadden.

Spreuken 16:7

Als iemands wegen den HEERE behagen, zo zal Hij ook zijn vijanden met hem bevredigen.

Jesaja 41:10

Vrees niet, want Ik ben met u; zijt niet verbaasd, want Ik ben uw God; Ik sterk u, ook help Ik u, ook ondersteun Ik u met de rechterhand Mijner gerechtigheid.

Jesaja 43:2

Wanneer gij zult gaan door het water, Ik zal bij u zijn, en door de rivieren, zij zullen u niet overstromen; wanneer gij door het vuur zult gaan, zult gij niet verbranden, en de vlam zal u niet aansteken.

Daniël 1:9

En God gaf Daniel genade en barmhartigheid voor het aangezicht van den overste der kamerlingen.

Daniël 6:22

Toen sprak Daniel tot den koning: O koning, leef in eeuwigheid!

Romeinen 8:31-32

Wat zullen wij dan tot deze dingen zeggen? Zo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn?

Romeinen 8:37

Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars, door Hem, Die ons liefgehad heeft.

1 Petrus 3:13-14

En wie is het, die u kwaad doen zal, indien gij navolgers zijt van het goede?

1 Petrus 3:17

Want het is beter, dat gij, weldoende, (indien het de wil van God wil) lijdt, dan kwaad doende.

1 Petrus 4:14-16

Indien gij gesmaad wordt om den Naam van Christus, zo zijt gij zalig; want de Geest der heerlijkheid, en de Geest van God rust op u. Wat hen aangaat, Hij wordt wel gelasterd, maar wat u aangaat, Hij wordt verheerlijkt.

Treasury of Scripture Knowledge did not add