4 Zo het gebleven ware, bleef het niet uw, en verkocht zijnde, was het niet in uw macht? Wat is het, dat gij deze daad in uw hart hebt voorgenomen? Gij hebt den mensen niet gelogen, maar Gode.
4 While it remained unsold, did it not remain your own? And after it was sold, was it not under your control? Why is it that you have conceived this deed in your heart? You have not lied to men but to God.”
9 En Petrus zeide tot haar: Wat is het, dat gij onder u hebt overeengestemd te verzoeken den Geest des Heeren? Zie, de voeten dergenen, die uw man begraven hebben, zijn voor de deur, en zullen u uitdragen.
9 Then Peter said to her, “Why is it that you have agreed together to put the Spirit of the Lord to the test? Behold, the feet of those who have buried your husband are at the door, and they will carry you out as well.”
10 En zij viel terstond neder voor zijn voeten, en gaf den geest. En de jongelingen ingekomen zijnde, vonden haar dood en droegen ze uit, en begroeven haar bij haar man.
10 And immediately she fell at his feet and breathed her last, and the young men came in and found her dead, and they carried her out and buried her beside her husband.
15 Alzo dat zij de kranken uitdroegen op de straten, en legden op bedden en beddekens, opdat, als Petrus kwam, ook maar de schaduw iemand van hen beschaduwen mocht.
15 to such an extent that they even carried the sick out into the streets and laid them on cots and pallets, so that when Peter came by at least his shadow might fall on any one of them.
16 En ook de menigte uit de omliggende steden kwamen gezamenlijk te Jeruzalem, brengende kranken, en die van onreine geesten gekweld waren; welke allen genezen werden.
16 Also the people from the cities in the vicinity of Jerusalem were coming together, bringing people who were sick or afflicted with unclean spirits, and they were all being healed.
21 Als zij nu dit gehoord hadden, gingen zij tegen den morgenstond in den tempel, en leerden. Maar de hogepriester, en die met hem waren, gekomen zijnde, riepen den raad te zamen, en al de oudsten der kinderen Israels, en zonden naar den kerker, om hen te halen.
21 Upon hearing this, they entered into the temple about daybreak and began to teach.Now when the high priest and his associates came, they called the Council together, even all the Senate of the sons of Israel, and sent orders to the prison house for them to be brought.
23 Zeggende: Wij vonden wel den kerker met alle verzekerdheid toegesloten, en de wachters buiten staande voor de deuren; maar als wij die geopend hadden, vonden wij niemand daarbinnen.
23 saying, “We found the prison house locked quite securely and the guards standing at the doors; but when we had opened up, we found no one inside.”
24 Toen nu de hoge priester en de hoofdman des tempels, en de overpriesters deze woorden hoorden, werden zij twijfelmoedig over hen, wat toch dit worden zou.
24 Now when the captain of the temple guard and the chief priests heard these words, they were greatly perplexed about them as to what would come of this.
26 Toen ging de hoofdman heen, met de dienaren, en bracht hen, doch niet met geweld (want zij vreesden het volk, opdat zij niet gestenigd wierden).
26 Then the captain went along with the officers and proceeded to bring them back without violence (for they were afraid of the people, that they might be stoned).
28 Hebben wij u niet ernstiglijk aangezegd, dat gij in dezen Naam niet zoudt leren? En ziet, gij hebt met deze uw leer Jeruzalem vervuld, en gij wilt het bloed van dezen Mens over ons brengen.
28 saying, “We gave you strict orders not to continue teaching in this name, and yet, you have filled Jerusalem with your teaching and intend to bring this man’s blood upon us.”
34 Maar een zeker Farizeer stond op in den raad, met name Gamaliel, een leraar der wet, in waarde gehouden bij al het volk, en gebood, dat men de apostelen een weinig zou doen buiten staan.
34 But a Pharisee named Gamaliel, a teacher of the Law, respected by all the people, stood up in the Council and gave orders to put the men outside for a short time.
36 Want voor deze dagen stond Theudas op, zeggende, dat hij wat was, dien een getal van omtrent vierhonderd mannen aanhing; welke is omgebracht, en allen, die hem gehoor gaven, zijn verstrooid en tot niet geworden.
36 For some time ago Theudas rose up, claiming to be somebody, and a group of about four hundred men joined up with him. But he was killed, and all who followed him were dispersed and came to nothing.
37 Na hem stond op Judas, de Galileer in de dagen der beschrijving, en maakte veel volks afvallig achter zich; en deze is ook vergaan, en allen, die hem gehoor gaven, zijn verstrooid geworden.
37 After this man, Judas of Galilee rose up in the days of the census and drew away some people after him; he too perished, and all those who followed him were scattered.
40 En zij gaven hem gehoor; en als zij de apostelen tot zich geroepen hadden, geselden zij dezelve, en geboden hun, dat zij niet zouden spreken in den Naam van Jezus; en lieten hen gaan.
40 They took his advice; and after calling the apostles in, they flogged them and ordered them not to speak in the name of Jesus, and then released them.
Public domain
New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org