4 Trek mij, wij zullen U nalopen! De Koning heeft mij gebracht in Zijn binnenkameren; wij zullen ons verheugen en in U verblijden; wij zullen Uw uitnemende liefde vermelden, meer dan den wijn; de oprechten hebben U lief.
4 “Draw me after you and let us run together!The king has brought me into his chambers.” “We will rejoice in you and be glad;We will extol your love more than wine.Rightly do they love you.”
6 Ziet mij niet aan, dat ik zwartachtig ben, omdat mij de zon heeft beschenen; de kinderen mijner moeder waren tegen mij ontstoken, zij hebben mij gezet tot een hoederin der wijngaarden. Mijn wijngaard, dien ik heb, heb ik niet gehoed.
6 “Do not stare at me because I am swarthy,For the sun has burned me.My mother’s sons were angry with me;They made me caretaker of the vineyards,But I have not taken care of my own vineyard.
7 Zeg mij aan, Gij, Dien mijn ziel liefheeft, waar Gij weidt, waar Gij de kudde legert in den middag; want waarom zou ik zijn als een, die zich bedekt bij de kudden Uwer metgezellen?
7 “Tell me, O you whom my soul loves,Where do you pasture your flock,Where do you make it lie down at noon?For why should I be like one who veils herselfBeside the flocks of your companions?”
8 Indien gij het niet weet, o gij schoonste onder de vrouwen! zo ga uit op de voetstappen der schapen, en weid uw geiten bij de woningen der herderen.
8 “If you yourself do not know,Most beautiful among women,Go forth on the trail of the flockAnd pasture your young goatsBy the tents of the shepherds.
Public domain
New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org