1 Alzo heeft de HEERE tot mij gezegd: Ga henen, en koop u een linnen gordel, en doe dien aan uw lenden, maar breng hem niet in het water.

1 Thus the Lord said to me, “Go and buy yourself a linen waistband and put it around your waist, but do not put it in water.”

2 En ik kocht een gordel naar het woord des HEEREN, en ik deed dien aan mijn lenden.

2 So I bought the waistband in accordance with the word of the Lord and put it around my waist.

3 Toen geschiedde des HEEREN woord ten tweeden male tot mij, zeggende:

3 Then the word of the Lord came to me a second time, saying,

4 Neem den gordel, dien gij gekocht hebt, die aan uw lenden is, en maak u op, en ga henen naar den Frath, en versteek dien aldaar in de klove ener steenrots.

4 “Take the waistband that you have bought, which is around your waist, and arise, go to the Euphrates and hide it there in a crevice of the rock.”

5 Zo ging ik henen, en verstak dien bij den Frath, gelijk als de HEERE mij geboden had.

5 So I went and hid it by the Euphrates, as the Lord had commanded me.

6 Het geschiedde nu ten einde van vele dagen, dat de HEERE tot mij zeide: Maak u op, ga henen naar den Frath, en neem den gordel van daar, dien Ik u geboden heb aldaar te versteken.

6 After many days the Lord said to me, “Arise, go to the Euphrates and take from there the waistband which I commanded you to hide there.”

7 Zo ging ik naar den Frath, en groef, en nam den gordel van de plaats, alwaar ik dien verstoken had; en ziet, de gordel was verdorven en deugde nergens toe.

7 Then I went to the Euphrates and dug, and I took the waistband from the place where I had hidden it; and lo, the waistband was ruined, it was totally worthless.

8 Toen geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende:

8 Then the word of the Lord came to me, saying,

9 Zo zegt de HEERE: Alzo zal Ik verderven de hovaardij van Juda, en die grote hovaardij van Jeruzalem.

9 “Thus says the Lord, ‘Just so will I destroy the pride of Judah and the great pride of Jerusalem.

10 Ditzelve boze volk, dat Mijn woorden weigert te horen, dat in het goeddunken zijns harten wandelt, en andere goden navolgt, om die te dienen, en voor die zich neder te buigen; dat zal worden gelijk deze gordel, die nergens toe deugt.

10 This wicked people, who refuse to listen to My words, who walk in the stubbornness of their hearts and have gone after other gods to serve them and to bow down to them, let them be just like this waistband which is totally worthless.

11 Want gelijk als een gordel kleeft aan de lenden eens mans, alzo heb Ik het ganse huis Israels en het ganse huis van Juda aan Mij doen kleven, spreekt de HEERE, om Mij te zijn tot een volk, en tot een naam, en tot lof, en tot heerlijkheid; maar zij hebben niet gehoord.

11 For as the waistband clings to the waist of a man, so I made the whole household of Israel and the whole household of Judah cling to Me,’ declares the Lord, ‘that they might be for Me a people, for renown, for praise and for glory; but they did not listen.’

12 Daarom zeg dit woord tot hen: Zo zegt de HEERE, de God Israels: Alle flessen zullen met wijn gevuld worden. Dan zullen zij tot u zeggen: Weten wij niet zeer wel, dat alle flessen met wijn gevuld zullen worden?

12 “Therefore you are to speak this word to them, ‘Thus says the Lord, the God of Israel, “Every jug is to be filled with wine.”’ And when they say to you, ‘Do we not very well know that every jug is to be filled with wine?’

13 Maar gij zult tot hen zeggen: Zo zegt de HEERE: Ziet, Ik zal alle inwoners deze lands, zelfs de koningen, die op Davids troon zitten, en de priesters, en de profeten, en alle inwoners van Jeruzalem, opvullen met dronkenschap.

13 then say to them, ‘Thus says the Lord, “Behold I am about to fill all the inhabitants of this land—the kings that sit for David on his throne, the priests, the prophets and all the inhabitants of Jerusalem—with drunkenness!

14 En Ik zal hen in stukken slaan, den een tegen den ander, zo de vaders als de kinderen te zamen, spreekt de HEERE; Ik zal niet verschonen noch sparen, noch Mij ontfermen, dat Ik hen niet zou verderven.

14 I will dash them against each other, both the fathers and the sons together,” declares the Lord. “I will not show pity nor be sorry nor have compassion so as not to destroy them.”’”

15 Hoort en neemt ter ore, verheft u niet; want de HEERE heeft het gesproken.

15 Listen and give heed, do not be haughty,For the Lord has spoken.

16 Geeft eer den HEERE, uw God, eer dat Hij het duister maakt, en eer uw voeten zich stoten aan de schemerende bergen; dat gij naar licht wacht, en Hij datzelve tot een schaduw des doods stelle, en tot een donkerheid zette.

16 Give glory to the Lord your God,Before He brings darknessAnd before your feet stumbleOn the dusky mountains,And while you are hoping for lightHe makes it into deep darkness,And turns it into gloom.

17 Zult gijlieden dat dan nog niet horen, zo zal mijn ziel in verborgene plaatsen wenen vanwege den hoogmoed, en mijn oog zal bitterlijk tranen, ja, van tranen nederdalen, omdat des HEEREN kudde gevankelijk is weggevoerd.

17 But if you will not listen to it,My soul will sob in secret for such pride;And my eyes will bitterly weepAnd flow down with tears,Because the flock of the Lord has been taken captive.

18 Zeg tot den koning en tot de koningin: Vernedert u, zet u neder; want uw ganse hoofdsieraad, de kroon uwer heerlijkheid, is nedergedaald.

18 Say to the king and the queen mother,“Take a lowly seat,For your beautiful crownHas come down from your head.”

19 De steden van het zuiden zijn toegesloten, en er is niemand, die ze opent; het ganse Juda is weggevoerd, het is geheel en al weggevoerd.

19 The cities of the Negev have been locked up,And there is no one to open them;All Judah has been carried into exile,Wholly carried into exile.

20 Hef uw ogen op, en zie, die daar van het noorden komen! waar is de kudde, die u gegeven was, de schapen uwer heerlijkheid?

20 “Lift up your eyes and seeThose coming from the north.Where is the flock that was given you,Your beautiful sheep?

21 Wat zult gij zeggen, wanneer Hij bezoeking over u doen zal, daar gij hem geleerd hebt tot vorsten, tot een hoofd over u te zijn; zullen u de smarten niet aangrijpen, als een barende vrouw?

21 “What will you say when He appoints over you—And you yourself had taught them—Former companions to be head over you?Will not pangs take hold of youLike a woman in childbirth?

22 Wanneer gij dan in uw hart zult zeggen: Waarom zijn mij deze dingen bejegend? Om de veelheid uwer ongerechtigheid, zijn uw zomen ontdekt, en uw hielen hebben geweld geleden.

22 “If you say in your heart,‘Why have these things happened to me?’Because of the magnitude of your iniquityYour skirts have been removedAnd your heels have been exposed.

23 Zal ook een Moorman zijn huid veranderen? of een luipaard zijn vlekken? Zo zult gijlieden ook kunnen goed doen, die geleerd zijt kwaad te doen.

23 “Can the Ethiopian change his skinOr the leopard his spots?Then you also can do goodWho are accustomed to doing evil.

24 Daarom zal Ik hen verstrooien als een stoppel, die doorgaat, door een wind der woestijn.

24 “Therefore I will scatter them like drifting strawTo the desert wind.

25 Dit zal uw lot, het deel uwer maten zijn van Mij, spreekt de HEERE; gij, die Mij hebt vergeten, en op leugen vertrouwt.

25 “This is your lot, the portion measured to youFrom Me,” declares the Lord,“Because you have forgotten MeAnd trusted in falsehood.

26 Zo zal Ik ook uw zomen ontbloten boven uw aangezicht, en uw schande zal gezien worden.

26 “So I Myself have also stripped your skirts off over your face,That your shame may be seen.

27 Uw overspelen en uw hunkeringen, de schandelijkheid uws hoerdoms, op heuvelen, in het veld; Ik heb uw verfoeiselen gezien; wee u, Jeruzalem! zult gij niet rein worden? Hoe lang nog na dezen?

27 “As for your adulteries and your lustful neighings,The lewdness of your prostitutionOn the hills in the field,I have seen your abominations.Woe to you, O Jerusalem!How long will you remain unclean?”

Public domain

New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org