Parallel Verses

Dutch Staten Vertaling

En het volk zal gedrongen worden, de een zal zijn tegen den ander, en een iegelijk tegen zijn naaste; de jongeling zal stout zijn tegen den oude, de verachte tegen den eerlijke.

New American Standard Bible

And the people will be oppressed, Each one by another, and each one by his neighbor; The youth will storm against the elder And the inferior against the honorable.

Kruisreferenties

Jeremia 9:3-8

En zij spannen hun tong als hun boog tot leugen; zij worden geweldig in het land, doch niet tot waarheid; want zij gaan voort van boosheid tot boosheid, maar Mij kennen zij niet, spreekt de HEERE.

Leviticus 19:32

Voor het grauwe haar zult gij opstaan, en zult het aangezicht des ouden vereren; en gij zult vrezen voor uw God; Ik ben de HEERE!

2 Samuël 16:5-9

Als nu de koning David tot aan Bahurim kwam, ziet, toen kwam van daar een man uit, van het geslacht van het huis van Saul, wiens naam was Simei, de zoon van Gera; hij ging steeds voort, en vloekte.

2 Koningen 2:23

En hij ging van daar op naar Beth-El. Als hij nu den weg opging, zo kwamen kleine jongens uit de stad; die bespotten hem, en zeiden tot hem: Kaalkop, ga op, kaalkop, ga op!

Job 30:1-12

Maar nu lachen over mij minderen dan ik van dagen, welker vaderen ik versmaad zou hebben, om bij de honden mijner kudde te stellen.

Prediker 10:5-7

Er is nog een kwaad, dat ik gezien heb onder de zon, als een dwaling, die van het aangezicht des oversten voortkomt.

Jesaja 1:4

Wee het zondige volk, het volk van zware ongerechtigheid, het zaad der boosdoeners, de verdervende kinderen! Zij hebben den HEERE verlaten, zij hebben den Heilige Israels gelasterd, zij hebben zich vervreemd, wijkende achterwaarts.

Jesaja 9:19-21

Zo hij ter rechterhand snijdt, zal hij toch hongeren, en zo hij ter linkerhand eet, zal hij toch niet verzadigd worden; een iegelijk zal het vlees zijns arms eten;

Jesaja 11:13

En de nijd van Efraim zal wegwijken, en de tegenpartijders van Juda zullen uitgeroeid worden; Efraim zal Juda niet benijden, en Juda zal Efraim niet benauwen.

Jeremia 22:17

Maar uw ogen en uw hart zijn niet dan op uw gierigheid, en op onschuldig bloed, om dat te vergieten, en op verdrukking en overlast, om die te doen.

Ezechiël 22:6-7

Ziet, de vorsten Israels zijn in u geweest, een ieder naar zijn kracht, om bloed te vergieten.

Ezechiël 22:12

Zij hebben geschenken in u genomen, om bloed te vergieten; woeker en overwinst hebt gij genomen, en gij hebt gierigheid gepleegd aan uw naaste door verdrukking; maar gij hebt Mijner vergeten, spreekt de Heere HEERE.

Amos 4:1

Hoort dit woord, gij koeien van Basan! gij, die op den berg van Samaria zijt, die de armen verdrukt, die de nooddruftigen verplettert; gij, die tot hunlieder heren zegt: Brengt aan, opdat wij drinken.

Micha 3:1-3

Voorts zeide ik: Hoort nu, gij hoofden Jakobs, en gij oversten van het huis Israels! Betaamt het ulieden niet het recht te weten?

Micha 3:11

Haar hoofden rechten om geschenken, en haar priesters leren om loon, en haar profeten waarzeggen om geld; nog steunen zij op den HEERE, zeggende: Is de HEERE niet in het midden van ons? Ons zal geen kwaad overkomen.

Micha 7:3-6

Om met beide handen wel dapper kwaad te doen, zo eist de vorst, en de rechter oordeelt om vergelding; en de grote spreekt de verderving zijner ziel, en zij draaien ze dicht ineen.

Zacharia 7:9-11

Alzo sprak de HEERE der heirscharen, zeggende: Richt een waarachtig gericht, en doet goedertierenheid en barmhartigheden, de een aan den ander;

Maleachi 3:5

En Ik zal tot ulieden ten oordeel naderen; en Ik zal een snel Getuige zijn tegen de tovenaars, en tegen de overspelers, en tegen degenen, die valselijk zweren, en tegen degenen, die het loon des dagloners met geweld inhouden, die de weduwe, en den wees, en den vreemdeling het recht verkeren, en Mij niet vrezen, zegt de HEERE der heirscharen.

Mattheüs 26:67

Toen spogen zij in Zijn aangezicht, en sloegen Hem met vuisten.

Mattheüs 27:28-30

En als zij Hem ontkleed hadden, deden zij Hem een purperen mantel om;

Markus 14:65

En sommigen begonnen Hem te bespuwen, en Zijn aangezicht te bedekken, en met vuisten te slaan, en tot Hem te zeggen: Profeteer! En de dienaars gaven Hem kinnebakslagen.

Lukas 22:64

En als zij Hem overdekt hadden, sloegen zij Hem op het aangezicht, en vraagden Hem, zeggende: Profeteer, wie het is, die U geslagen heeft?

Jakobus 2:6

Maar gij hebt den armen oneer aangedaan. Overweldigen u niet de rijken, en trekken zij u niet tot de rechterstoelen?

Jakobus 5:4

Ziet, het loon der werklieden, die uw landen gemaaid hebben, welke van u verkort is, roept; en het geschrei dergenen, die geoogst hebben, is gekomen tot in de oren van den Heere Sebaoth.

Vers Info

Context Lezingen

4 En Ik zal jongelingen stellen tot hun vorsten, en kinderen zullen over hen heersen; 5 En het volk zal gedrongen worden, de een zal zijn tegen den ander, en een iegelijk tegen zijn naaste; de jongeling zal stout zijn tegen den oude, de verachte tegen den eerlijke. 6 Wanneer iemand zijn broeder uit het huis zijns vaders zal aangrijpen, zeggende: Gij hebt een kleed, wees ons ten overste, laat toch dezen aanstoot onder uw hand wezen;


Public domain

New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org