1 Maak u op, word verlicht, want uw Licht komt, en de heerlijkheid des HEEREN gaat over u op.

1 “Arise, shine; for your light has come,And the glory of the Lord has risen upon you.

2 Want zie, de duisternis zal de aarde bedekken, en donkerheid de volken; doch over u zal de HEERE opgaan, en Zijn heerlijkheid zal over u gezien worden.

2 “For behold, darkness will cover the earthAnd deep darkness the peoples;But the Lord will rise upon youAnd His glory will appear upon you.

3 En de heidenen zullen tot uw licht gaan, en koningen tot den glans, die u is opgegaan.

3 “Nations will come to your light,And kings to the brightness of your rising.

4 Hef uw ogen rondom op, en zie, die allen zijn vergaderd, zij komen tot u; uw zonen zullen van verre komen, en uw dochters zullen aan uw zijde gevoedsterd worden.

4 “Lift up your eyes round about and see;They all gather together, they come to you.Your sons will come from afar,And your daughters will be carried in the arms.

5 Dan zult gij het zien en samenvloeien, en uw hart zal vervaard zijn en verwijd worden; want de menigte de zee zal tot u gekeerd worden, het heir der heidenen zal tot u komen.

5 “Then you will see and be radiant,And your heart will thrill and rejoice;Because the abundance of the sea will be turned to you,The wealth of the nations will come to you.

6 Een hoop kemelen zal u bedekken, de snelle kemelen van Midian en Hefa; zij allen uit Scheba zullen komen; goud en wierook zullen zij aanbrengen, en zij zullen den overvloedigen lof des HEEREN boodschappen.

6 “A multitude of camels will cover you,The young camels of Midian and Ephah;All those from Sheba will come;They will bring gold and frankincense,And will bear good news of the praises of the Lord.

7 Al de schapen van Kedar zullen tot u verzameld worden; de rammen van Nebajoth zullen u dienen; zij zullen met welgevallen komen op Mijn altaar, en Ik zal het huis Mijner heerlijkheid heerlijk maken.

7 “All the flocks of Kedar will be gathered together to you,The rams of Nebaioth will minister to you;They will go up with acceptance on My altar,And I shall glorify My glorious house.

8 Wie zijn deze, die daar komen gevlogen als een wolk, en als duiven tot haar vensters?

8 “Who are these who fly like a cloudAnd like the doves to their lattices?

9 Want de eilanden zullen Mij verwachten, en de schepen van Tarsis vooreerst, om uw kinderen van verre te brengen, hun zilver en hun goud met hen, tot den Naam des HEEREN uws Gods, en tot den Heilige Israels, dewijl Hij u heerlijk gemaakt heeft.

9 “Surely the coastlands will wait for Me;And the ships of Tarshish will come first,To bring your sons from afar,Their silver and their gold with them,For the name of the Lord your God,And for the Holy One of Israel because He has glorified you.

10 En de vreemden zullen uw muren bouwen, en hun koningen zullen u dienen; want in Mijn verbolgenheid heb Ik u geslagen, maar in Mijn welbehagen heb Ik Mij over u ontfermd.

10 “Foreigners will build up your walls,And their kings will minister to you;For in My wrath I struck you,And in My favor I have had compassion on you.

11 En uw poorten zullen steeds openstaan, zij zullen des daags of des nachts niet toegesloten worden; opdat men tot u inbrenge het heir der heidenen, en hun koningen tot u geleid worden.

11 “Your gates will be open continually;They will not be closed day or night,So that men may bring to you the wealth of the nations,With their kings led in procession.

12 Want het volk en het koninkrijk, welke u niet zullen dienen, die zullen vergaan; en die volken zullen gans verwoest worden.

12 “For the nation and the kingdom which will not serve you will perish,And the nations will be utterly ruined.

13 De heerlijkheid van Libanon zal tot u komen, de denneboom, de beukeboom en de busboom te gelijk, om te versieren de plaats Mijns heiligdoms, en Ik zal de plaats Mijner voeten heerlijk maken.

13 “The glory of Lebanon will come to you,The juniper, the box tree and the cypress together,To beautify the place of My sanctuary;And I shall make the place of My feet glorious.

14 Ook zullen, zich buigende, tot u komen de kinderen dergenen, die u onderdrukt hebben, en allen, die u gelasterd hebben zullen zich nederbuigen aan de planten uwer voeten; en zij zullen u noemen de stad des HEEREN, het Sion van den Heilige Israels.

14 “The sons of those who afflicted you will come bowing to you,And all those who despised you will bow themselves at the soles of your feet;And they will call you the city of the Lord,The Zion of the Holy One of Israel.

15 In plaats dat gij verlaten en gehaat zijt geweest, zodat niemand door u henen ging, zo zal Ik u stellen tot een eeuwige heerlijkheid, tot een vreugde van geslacht tot geslacht.

15 “Whereas you have been forsaken and hatedWith no one passing through,I will make you an everlasting pride,A joy from generation to generation.

16 En gij zult de melk der heidenen zuigen, en gij zult de borsten der koningen zuigen; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben, uw Heiland, en uw Verlosser, de Machtige Jakobs.

16 “You will also suck the milk of nationsAnd suck the breast of kings;Then you will know that I, the Lord, am your SaviorAnd your Redeemer, the Mighty One of Jacob.

17 Voor koper zal Ik goud brengen, en voor ijzer zal Ik zilver brengen, en voor hout koper, en voor stenen ijzer; en zal uw opzieners vreedzaam maken, en uw drijvers rechtvaardigen.

17 “Instead of bronze I will bring gold,And instead of iron I will bring silver,And instead of wood, bronze,And instead of stones, iron.And I will make peace your administratorsAnd righteousness your overseers.

18 Er zal geen geweld meer gehoord worden in uw land, verstoring noch verbreking in uw landpale; maar uw muren zult gij Heil heten, en uw poorten Lof.

18 “Violence will not be heard again in your land,Nor devastation or destruction within your borders;But you will call your walls salvation, and your gates praise.

19 De zon zal u niet meer wezen tot een licht des daags, en tot een glans zal u de maan niet lichten; maar de HEERE zal u wezen tot een eeuwig Licht, en uw God tot uw Sierlijkheid.

19 “No longer will you have the sun for light by day,Nor for brightness will the moon give you light;But you will have the Lord for an everlasting light,And your God for your glory.

20 Uw zon zal niet meer ondergaan, en uw maan zal haar licht niet intrekken; want de HEERE zal u tot een eeuwig licht wezen, en de dagen uwer treuring zullen een einde nemen.

20 “Your sun will no longer set,Nor will your moon wane;For you will have the Lord for an everlasting light,And the days of your mourning will be over.

21 En uw volk zullen allen te zamen rechtvaardigen zijn, zij zullen in eeuwigheid de aarde erfelijk bezitten; zij zullen zijn een spruit Mijner plantingen, een werk Mijner handen, opdat Ik verheerlijkt worde.

21 “Then all your people will be righteous;They will possess the land forever,The branch of My planting,The work of My hands,That I may be glorified.

22 De kleinste zal tot duizend worden, en de minste tot een machtig volk; Ik, de HEERE, zal zulks te zijner tijd snellijk doen komen.

22 “The smallest one will become a clan,And the least one a mighty nation.I, the Lord, will hasten it in its time.”

Public domain

New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org