Job 27:16

Zo hij zilver opgehoopt zal hebben als stof, en kleding bereid als leem;

Zacharia 9:3

En Tyrus zich sterkten gebouwd heeft, en zilver verzameld heeft als stof, en fijn goud als slijk der straten;

1 Koningen 10:27

En de koning maakte het zilver in Jeruzalem te zijn als stenen, en de cederen maakte hij te zijn als de wilde vijgebomen, die in de laagte zijn, in menigte.

Job 22:24

Dan zult gij het goud op het stof leggen, en het goud van Ofir bij den rotssteen der beken;

Habakuk 2:6

Zouden dan niet al dezelve van hem een spreekwoord opnemen, en een uitlegging der raadselen van hem? En men zal zeggen: Wee dien, die vermeerdert hetgeen het zijne niet is (hoe lange!), en dien, die op zich laadt dik slijk.

Mattheüs 6:19

Vergadert u geen schatten op de aarde, waar ze de mot en de roest verderft, en waar de dieven doorgraven en stelen;

Jakobus 5:2

Uw rijkdom is verrot, en uw klederen zijn van de motten gegeten geworden;

Treasury of Scripture Knowledge did not add