Job 31:35

Och, of ik een hadde, die mij hoorde! Zie, mijn oogmerk is, dat de Almachtige mij antwoorde, en dat mijn tegenpartij een boek schrijve.

Job 13:21-22

Doe Uw hand verre van op mij, en Uw verschrikking make mij niet verbaasd.

Job 19:23-24

Och, of nu mijn woorden toch opgeschreven wierden. Och, of zij in een boek ook wierden ingetekend!

Job 13:3

Maar ik zal tot den Almachtige spreken, en ben belust mij te verdedigen voor God.

Job 13:24

Waarom verbergt Gij Uw aangezicht, en houdt mij voor Uw vijand?

Job 17:3

Zet toch bij, stel mij een borg bij U; wie zal hij zijn? Dat in mijn hand geklapt worde.

Job 19:7

Ziet, ik roep, geweld! doch word niet verhoord; ik schreeuw, doch er is geen recht.

Job 19:11

Daartoe heeft Hij Zijn toorn tegen mij ontstoken, en mij bij Zich geacht als Zijn vijanden.

Job 23:3-7

Och, of ik wist, dat ik Hem vinden zou, ik zou tot Zijn stoel komen;

Job 27:7

Mijn vijand zij als de goddeloze, en die zich tegen mij opmaakt, als de verkeerde.

Job 30:28

Ik ga zwart daarheen, niet van de zon; opstaande schreeuw ik in de gemeente.

Job 33:6

Zie, ik ben Godes, gelijk gij; uit het leem ben ik ook afgesneden.

Job 33:10-11

Zie, Hij vindt oorzaken tegen mij, Hij houdt mij voor Zijn vijand.

Job 35:14

Dat gij ook gezegd hebt: Gij zult Hem niet aanschouwen; er is nochtans gericht voor Zijn aangezicht, wacht gij dan op Hem.

Job 38:1-3

Daarna antwoordde de HEERE Job uit een onweder, en zeide:

Job 40:4-5

Hebt gij een arm gelijk God? En kunt gij, gelijk Hij, met de stem donderen?

Psalmen 26:1

Een psalm van David! Doe mij recht, HEERE! want ik wandel in mijn oprechtigheid; en ik vertrouw op den HEERE, ik zal niet wankelen.

Mattheüs 5:25

Weest haastelijk welgezind jegens uw wederpartij, terwijl gij nog met hem op den weg zijt; opdat de wederpartij niet misschien u den rechter overlevere, en de rechter u den dienaar overlevere, en gij in de gevangenis geworpen wordt.

Treasury of Scripture Knowledge did not add