10 Als zij nu heengingen om te kopen, kwam de bruidegom; en die gereed waren, gingen met hem in tot de bruiloft, en de deur werd gesloten.
10 And while they were going away to make the purchase, the bridegroom came, and those who were ready went in with him to the wedding feast; and the door was shut.
20 En die de vijf talenten ontvangen had, kwam, en bracht tot hem andere vijf talenten, zeggende: Heer, vijf talenten hebt gij mij gegeven; zie, andere vijf talenten heb ik boven dezelve gewonnen.
20 The one who had received the five talents came up and brought five more talents, saying, ‘Master, you entrusted five talents to me. See, I have gained five more talents.’
21 En zijn heer zeide tot hem: Wel, gij goede en getrouwe dienstknecht! over weinig zijt gij getrouw geweest; over veel zal ik u zetten; ga in, in de vreugde uws heeren.
21 His master said to him, ‘Well done, good and faithful slave. You were faithful with a few things, I will put you in charge of many things; enter into the joy of your master.’
22 En die de twee talenten ontvangen had, kwam ook tot hem, en zeide: Heer, twee talenten hebt gij mij gegeven; zie, twee andere talenten heb ik boven dezelve gewonnen.
22 “Also the one who had received the two talents came up and said, ‘Master, you entrusted two talents to me. See, I have gained two more talents.’
23 Zijn heer zeide tot hem: Wel, gij goede en getrouwe dienstknecht, over weinig zijt gij getrouw geweest; over veel zal ik u zetten; ga in, in de vreugde uws heeren.
23 His master said to him, ‘Well done, good and faithful slave. You were faithful with a few things, I will put you in charge of many things; enter into the joy of your master.’
24 Maar die het ene talent ontvangen had, kwam ook en zeide: Heer, ik kende u, dat gij een hard mens zijt, maaiende, waar gij niet gezaaid hebt, en vergaderende van daar, waar gij niet gestrooid hebt;
24 “And the one also who had received the one talent came up and said, ‘Master, I knew you to be a hard man, reaping where you did not sow and gathering where you scattered no seed.
26 Maar zijn heer, antwoordende, zeide tot hem: Gij boze en luie dienstknecht! gij wist, dat ik maai, waar ik niet gezaaid heb, en van daar vergader, waar ik niet gestrooid heb.
26 “But his master answered and said to him, ‘You wicked, lazy slave, you knew that I reap where I did not sow and gather where I scattered no seed.
29 Want een iegelijk, die heeft, dien zal gegeven worden, en hij zal overvloedig hebben; maar van dengene, die niet heeft, van dien zal genomen worden, ook dat hij heeft.
29 “For to everyone who has, more shall be given, and he will have an abundance; but from the one who does not have, even what he does have shall be taken away.
34 Alsdan zal de Koning zeggen tot degenen, die tot Zijn rechter hand zijn: Komt, gij gezegenden Mijns Vaders! beerft dat Koninkrijk, hetwelk u bereid is van de grondlegging der wereld.
34 “Then the King will say to those on His right, ‘Come, you who are blessed of My Father, inherit the kingdom prepared for you from the foundation of the world.
35 Want Ik ben hongerig geweest, en gij hebt Mij te eten gegeven; Ik ben dorstig geweest, en gij hebt Mij te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling, en gij hebt Mij geherbergd.
35 For I was hungry, and you gave Me something to eat; I was thirsty, and you gave Me something to drink; I was a stranger, and you invited Me in;
40 En de Koning zal antwoorden en tot hen zeggen: Voorwaar zeg Ik u: Voor zoveel gij dit een van deze Mijn minste broeders gedaan hebt, zo hebt gij dat Mij gedaan.
40 The King will answer and say to them, ‘Truly I say to you, to the extent that you did it to one of these brothers of Mine, even the least of them, you did it to Me.’
41 Dan zal Hij zeggen ook tot degenen, die ter linker hand zijn: Gaat weg van Mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur, hetwelk den duivel en zijn engelen bereid is.
41 “Then He will also say to those on His left, ‘Depart from Me, accursed ones, into the eternal fire which has been prepared for the devil and his angels;
44 Dan zullen ook dezen Hem antwoorden, zeggende: Heere, wanneer hebben wij U hongerig gezien, of dorstig, of een vreemdeling, of naakt, of krank, of in de gevangenis, en hebben U niet gediend?
44 Then they themselves also will answer, ‘Lord, when did we see You hungry, or thirsty, or a stranger, or naked, or sick, or in prison, and did not take care of You?’
Public domain
New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org