Psalmen 28:1

Een psalm van David. Tot U roep ik, HEERE! mijn Rotssteen, houd U niet als doof van mij af; opdat ik niet, zo Gij U van mij stil houdt, vergeleken worde met degenen, die in den kuil nederdalen.

Psalmen 83:1

Een lied, een psalm van Asaf. (1a) O God! zwijg niet, houd U niet als doof, en zijt niet stil, o God!

Psalmen 18:2

De HEERE is mijn Steenrots, en mijn Burg, en mijn Uithelper; mijn God, mijn Rots, op Welken ik betrouw; mijn Schild, en de Hoorn mijns heils, mijn Hoog Vertrek.

Psalmen 143:7

Verhoor mij haastelijk, HEERE! mijn geest bezwijkt; verberg Uw aangezicht niet van mij, want ik zou gelijk worden dengenen, die in den kuil dalen.

Psalmen 35:22

HEERE! Gij hebt het gezien, zwijg niet; HEERE! wees niet verre van mij.

Spreuken 1:12

Laat ons hen levend verslinden, als het graf; ja, geheel en al, gelijk die in den kuil nederdalen;

Job 33:28

Maar God heeft mijn ziel verlost, dat zij niet voere in het verderf, zodat mijn leven het licht aanziet.

Psalmen 3:4

Ik riep met mijn stem tot den HEERE, en Hij verhoorde mij van den berg Zijner heiligheid. Sela.

Psalmen 5:2

Merk op de stem mijns geroeps, o mijn Koning en mijn God! Want tot U zal ik bidden.

Psalmen 22:2

Mijn God! Ik roep des daags, maar Gij antwoordt niet; en des nachts, en ik heb geen stilte.

Psalmen 30:9

Wat gewin is er in mijn bloed, in mijn nederdalen tot de groeve? Zal U het stof loven? Zal het Uw waarheid verkondigen?

Psalmen 39:12

Hoor, HEERE! mijn gebed, en neem mijn geroep ter ore; zwijg niet tot mijn tranen; want ik ben een vreemdeling bij U, een bijwoner, gelijk al mijn vaders.

Psalmen 42:9

Ik zal zeggen tot God: Mijn Steenrots! waarom vergeet Gij mij? Waarom ga ik in het zwart, vanwege des vijands onderdrukking?

Psalmen 69:15

Laat de watervloed mij niet overstromen, en laat de diepte mij niet verslinden; en laat den put zijn mond over mij niet toesluiten.

Psalmen 77:1

Een psalm van Asaf, voor den opperzangmeester, over Jeduthun. (1a) Mijn stem is tot God, en ik roep; mijn stem is tot God, en Hij zal het oor tot mij neigen.

Psalmen 88:4-6

Ik ben gerekend met degenen, die in de kuil nederdalen; ik ben geworden als een man, die krachteloos is;

Psalmen 142:1

Een onderwijzing van David, een gebed, als hij in de spelonk was. (1a) Ik riep met mijn stem tot den HEERE; ik smeekte tot den HEERE met mijn stem.

Jesaja 26:4

Vertrouwt op den HEERE tot in der eeuwigheid; want in den Heere HEERE is een eeuwige rotssteen.

Jesaja 38:18

Want het graf zal U niet loven, de dood zal U niet prijzen; die in den kuil nederdalen, zullen op Uw waarheid niet hopen.

Openbaring 20:3

En wierp hem in den afgrond, en sloot hem daarin, en verzegelde dien boven hem, opdat hij de volken niet meer verleiden zou, totdat de duizend jaren zouden geeindigd zijn. En daarna moet hij een kleinen tijd ontbonden worden.

Treasury of Scripture Knowledge did not add