Psalmen 37:1
Een psalm van David. Aleph. Ontsteek u niet over de boosdoeners; benijd hen niet, die onrecht doen.
Psalmen 73:3
Want ik was nijdig op de dwazen, ziende der goddelozen vrede.
Spreuken 23:17
Uw hart zij niet nijdig over de zondaren; maar zijt ten allen dage in de vreze des HEEREN.
Spreuken 24:19
Ontsteek u niet over de boosdoeners; zijt niet nijdig over de goddelozen.
Psalmen 37:7
Daleth. Zwijg den HEERE, en verbeid Hem; ontsteek u niet over dengene, wiens weg voorspoedig is; over een man, die listige aanslagen uitvoert.
Spreuken 3:31
Zijt niet nijdig over een man des gewelds, en verkies geen van zijn wegen.
Spreuken 24:1
Zijt niet nijdig over de boze lieden, en laat u niet gelusten, om bij hen te zijn.
1 Samuël 1:6-8
En haar tegenpartijdige tergde haar ook met terging, om haar te vergrimmen, omdat de HEERE haar baarmoeder toegesloten had.
Spreuken 19:3
De dwaasheid des mensen zal zijn weg verkeren; en zijn hart zal zich tegen den HEERE vergrammen.
Galaten 5:21
Nijd, moord, dronkenschappen, brasserijen, en dergelijke; van dewelke ik u te voren zeg, gelijk ik ook te voren gezegd heb, dat die zulke dingen doen, het Koninkrijk Gods niet zullen beerven.
Jakobus 4:5-6
Of meent gij, dat de Schrift tevergeefs zegt: De Geest, Die in ons woont, heeft Die lust tot nijdigheid?
Treasury of Scripture Knowledge did not add