1 Een gouden kleinood van David, voor den opperzangmeester, op Jonath Elem Rechokim; als de Filistijnen hem gegrepen hadden te Gath. (1a) Wees mij genadig, o God! want de mens zoekt mij op te slokken; den gansen dag dringt mij de bestrijder.

1 For the choir director; according to Jonath elem rehokim. A Mikhtam of David, when the Philistines seized him in Gath.Be gracious to me, O God, for man has trampled upon me;Fighting all day long he oppresses me.

2 Mijn verspieders zoeken mij den gansen dag op te slokken; want ik heb veel bestrijders, o Allerhoogste!

2 My foes have trampled upon me all day long,For they are many who fight proudly against me.

3 Ten dage, als ik zal vrezen, zal ik op U vertrouwen.

3 When I am afraid,I will put my trust in You.

4 In God zal ik Zijn woord prijzen; ik vertrouw op God, ik zal niet vrezen; wat zoude mij vlees doen?

4 In God, whose word I praise,In God I have put my trust;I shall not be afraid.What can mere man do to me?

5 Den gansen dag verdraaien zij mijn woorden; al hun gedachten zijn tegen mij ten kwade.

5 All day long they distort my words;All their thoughts are against me for evil.

6 Zij rotten samen, zij versteken zich, zij passen op mijn hielen; als die op mijn ziel wachten.

6 They attack, they lurk,They watch my steps,As they have waited to take my life.

7 Zouden zij om hun ongerechtigheid vrijgaan? Stort de volken neder in toorn, o God!

7 Because of wickedness, cast them forth,In anger put down the peoples, O God!

8 Gij hebt mijn omzwerven geteld; leg mijn tranen in uw fles; zijn zij niet in Uw register?

8 You have taken account of my wanderings;Put my tears in Your bottle.Are they not in Your book?

9 Dan zullen mijn vijanden achterwaarts keren, ten dage als ik roepen zal; dit weet ik, dat God met mij is.

9 Then my enemies will turn back in the day when I call;This I know, that God is for me.

10 In God zal ik het woord prijzen; in den HEERE zal ik het woord prijzen.

10 In God, whose word I praise,In the Lord, whose word I praise,

11 Ik vertrouw op God, ik zal niet vrezen; wat zou mij de mens doen?

11 In God I have put my trust, I shall not be afraid.What can man do to me?

12 O God! op mij zijn Uw geloften; ik zal U dankzeggingen vergelden;

12 Your vows are binding upon me, O God;I will render thank offerings to You.

13 [ (Psalms 56:14) Want Gij hebt mijn ziel gered van den dood; ook niet mijn voeten van aanstoot, om voor Gods aangezicht te wandelen in het licht der levenden? ]

13 For You have delivered my soul from death,Indeed my feet from stumbling,So that I may walk before GodIn the light of the living.

Public domain

New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org