Richteren 1:2

En de HEERE zeide: Juda zal optrekken; ziet, Ik heb dat land in zijn hand gegeven.

Genesis 49:8-10

Juda! gij zijt het, u zullen uw broeders loven; uw hand zal zijn op den nek uwer vijanden; voor u zullen zich uws vaders zonen nederbuigen.

Numberi 2:3

Die zich nu legeren zullen oostwaarts tegen den opgang, zal zijn de banier des legers van Juda, naar hun heiren; en Nahesson, de zoon van Amminadab, zal de overste der zonen van Juda zijn.

Numberi 7:12

Die nu op den eersten dag zijn offerande offerde, was Nahesson, de zoon van Amminadab, voor den stam van Juda.

Psalmen 78:68-70

Maar Hij verkoos den stam van Juda, den berg Sion, dien Hij liefhad.

Hebreeën 7:14

Want het is openbaar, dat onze Heere uit Juda gesproten is; op welken stam Mozes niets gesproken heeft van het priesterschap.

Openbaring 5:5

En een van de ouderlingen zeide tot mij: Ween niet; zie, de Leeuw, Die uit den stam van Juda is, de Wortel Davids, heeft overwonnen, om het boek te openen, en zijn zeven zegelen open te breken.

Openbaring 19:11-16

En ik zag den hemel geopend; en ziet, een wit paard, en Die op hetzelve zat, was genaamd Getrouw en Waarachtig, en Hij oordeelt en voert krijg in gerechtigheid.

Treasury of Scripture Knowledge did not add