68 Bijbelverzen over Gevolgen Van Dwaasheid

Meest relevante verzen

Psalmen 85:8

Ik zal horen, wat God, de HEERE, spreken zal; want Hij zal tot Zijn volk en tot Zijn gunstgenoten van vrede spreken; maar dat zij niet weder tot dwaasheid keren.

Spreuken 1:20-27

De opperste Wijsheid roept overluid daar buiten; Zij verheft haar stem op de straten. Zij roept in het voorste der woelingen; aan de deuren der poorten spreekt Zij Haar redenen in de stad; Gij slechten! hoe lang zult gij de slechtigheid beminnen, en de spotters voor zich de spotternij begeren, en de zotten wetenschap haten?meer informatie
Keert u tot Mijn bestraffing; ziet, Ik zal Mijn Geest ulieden overvloediglijk uitstorten; Ik zal Mijn woorden u bekend maken. Dewijl Ik geroepen heb, en gijlieden geweigerd hebt; Mijn hand uitgestrekt heb, en er niemand was, die opmerkte; En gij al Mijn raad verworpen, en Mijn bestraffing niet gewild hebt; Zo zal Ik ook in ulieder verderf lachen; Ik zal spotten, wanneer uw vreze komt. Wanneer uw vreze komt gelijk een verwoesting, en uw verderf aankomt als een wervelwind; wanneer u benauwdheid en angst overkomt;

Efeziërs 5:17

Daarom zijt niet onverstandig, maar verstaat, welke de wil des Heeren zij.

Psalmen 92:6

Een onvernuftig man weet er niet van, en een dwaas verstaat ditzelve niet;

Jeremia 5:4

Doch ik zeide: Zekerlijk, deze zijn arm; zij handelen zottelijk, omdat zij den weg des HEEREN, het recht hun Gods niet weten.

Lukas 11:39-40

En de Heere zeide tot hem: Nu gij Farizeen, gij reinigt het buitenste des drinkbekers en des schotels; maar het binnenste van u is vol van roof en boosheid. Gij onverstandigen! Die het buitenste heeft gemaakt, heeft Hij ook niet het binnenste gemaakt?

Jeremia 5:21-25

Hoort nu dit, gij dwaas en harteloos volk! die ogen hebben, maar zien niet, die oren hebben, maar horen niet. Zult gijlieden Mij niet vrezen? spreekt de HEERE; zult gij voor Mijn aangezicht niet beven? Die der zee het zand tot een paal gesteld heb, met een eeuwige inzetting, dat zij daarover niet zal gaan; ofschoon haar golven zich bewegen, zo zullen zij toch niet vermogen, ofschoon zij bruisen, zo zullen zij toch daarover niet gaan. Maar dit volk heeft een afvallig en wederspannig hart; zij zijn afgevallen en heengegaan;meer informatie
En zij zeggen niet in hun hart: Laat ons nu den HEERE, onzen God, vrezen, Die den regen geeft, zo vroegen regen als spaden regen, op Zijn tijd; Die ons de weken, de gezette tijden van den oogst, bewaart. Uw ongerechtigheden wenden die dingen af, en uw zonden weren dat goede van ulieden.

Spreuken 12:23

Een kloekzinnig mens bedekt de wetenschap; maar het hart der zotten roept dwaasheid uit.

Spreuken 13:16

Al wie kloekzinnig is, handelt met wetenschap; maar een zot breidt dwaasheid uit.

Spreuken 15:2

De tong der wijzen maakt de wetenschap goed; maar de mond der zotten stort overvloediglijk dwaasheid uit.

2 Timotheüs 3:9

Maar zij zullen niet meerder toenemen; want hun uitzinnigheid zal allen openbaar worden, gelijk ook die van genen geworden is.

Spreuken 14:15

De slechte gelooft alle woord; maar de kloekzinnige merkt op zijn gang.

Spreuken 7:7-23

En ik zag onder de slechten; ik merkte onder de jonge gezellen een verstandelozen jongeling; Voorbijgaande op de straat, nevens haar hoek, en hij trad op den weg van haar huis. In de schemering, in den avond des daags, in den zwarten nacht en de donkerheid;meer informatie
En ziet, een vrouw ontmoette hem in hoerenversiersel, en met het hart op haar hoede; Deze was woelachtig en wederstrevig, haar voeten bleven in haar huis niet; Nu buiten, dan op de straten zijnde, en bij alle hoeken loerende; En zij greep hem aan, en kuste hem; zij sterkte haar aangezicht, en zeide tot hem: Dankoffers zijn bij mij, ik heb heden mijn geloften betaald; Daarom ben ik uitgegaan u tegemoet, om uw aangezicht naarstiglijk te zoeken, en ik heb u gevonden. Ik heb mijn bedstede met tapijtsieraad toegemaakt, met uitgehouwen werken, met fijn linnen van Egypte; Ik heb mijn leger met mirre, aloe en kaneel welriekende gemaakt; Kom, laat ons dronken worden van minnen tot den morgen toe; laat ons ons vrolijk maken in grote liefde. Want de man is niet in zijn huis, hij is een verren weg getogen; Hij heeft een bundel gelds in zijn hand genomen; ten bestemden dage zal hij naar zijn huis komen. Zij bewoog hem door de veelheid van haar onderricht, zij dreef hem aan door het gevlei harer lippen. Hij ging haar straks achterna, gelijk een os ter slachting gaat, en gelijk een dwaas tot de tuchtiging der boeien. Totdat hem de pijl zijn lever doorsneed; gelijk een vogel zich haast naar den strik, en niet weet, dat dezelve tegen zijn leven is.

Spreuken 9:13-18

Een zotte vrouw is woelachtig, de slechtigheid zelve, en weet niet met al. En zij zit aan de deur van haar huis, op een stoel, op de hoge plaatsen der stad; Om te roepen degenen, die op den weg voorbijgaan, die hun paden recht maken, zeggende:meer informatie
Wie is slecht? Hij kere zich herwaarts; en tot den verstandeloze zegt zij: De gestolen wateren zijn zoet, en het verborgen brood is liefelijk. Maar hij weet niet, dat aldaar doden zijn; haar genoden zijn in de diepten der hel.

Hosea 7:11

Want Efraim is als een botte duif, zonder hart; zij roepen Egypte aan, zij gaan henen tot Assur.

Galaten 3:1

O gij uitzinnige Galaten, wie heeft u betoverd, dat gij der waarheid niet zoudt gehoorzaam zijn; denwelken Jezus Christus voor de ogen te voren geschilderd is geweest, onder u gekruist zijnde?

Spreuken 22:3

Een kloekzinnig mens ziet het kwaad, en verbergt zich; maar de slechten gaan henen door, en worden gestraft.

Mattheüs 25:10

Als zij nu heengingen om te kopen, kwam de bruidegom; en die gereed waren, gingen met hem in tot de bruiloft, en de deur werd gesloten.

Spreuken 1:32

Want de afkering der slechten zal hen doden, en de voorspoed der zotten zal hen verderven.

Spreuken 5:23

Hij zal sterven, omdat hij zonder tucht geweest is, en in de grootheid zijner dwaasheid zal hij verdwalen.

Jesaja 44:9

De formeerders van gesneden beelden zijn al te zamen ijdelheid, en hun gewenste dingen doen geen nut; ja, zij zelven zijn hun getuigen; zij zien niet, en zij weten niet, daarom zullen zij beschaamd worden.

Psalmen 38:5

Mijn etterbuilen stinken, zij zijn vervuild, vanwege mijn dwaasheid.

Spreuken 18:6

De lippen des zots komen in twist, en zijn mond roept naar slagen.

Spreuken 26:3

Een zweep is voor het paard, een toom voor den ezel, en een roede voor den rug der zotten.

Jesaja 35:8

En aldaar zal een verheven baan en een weg zijn, welke de heilige weg zal genaamd worden; de onreine zal er niet doorgaan, maar hij zal voor deze zijn; die dezen weg wandelt, zelfs de dwazen zullen niet dwalen.

Mattheüs 25:10-12

Als zij nu heengingen om te kopen, kwam de bruidegom; en die gereed waren, gingen met hem in tot de bruiloft, en de deur werd gesloten. Daarna kwamen ook de andere maagden, zeggende: Heer, heer, doe ons open! En hij, antwoordende, zeide: Voorwaar zeg ik u: Ik ken u niet.

Spreuken 27:22

Al stiet gij den dwaas in een mortier met een stamper, in het midden van het gestoten graan, zijn dwaasheid zou van hem niet afwijken.

Spreuken 15:14

Een verstandig hart zal de wetenschap opzoeken; maar de mond der zotten zal met dwaasheid gevoed worden.

Spreuken 26:11

Gelijk een hond tot zijn uitspuwsel wederkeert, alzo herneemt de zot zijn dwaasheid.

Numberi 12:11

Daarom zeide Aaron tot Mozes: Och, mijn heer! leg toch niet op ons de zonde, waarmede wij zottelijk gedaan, en waarmede wij gezondigd hebben!

Job 42:8

Daarom neemt nu voor ulieden zeven varren en zeven rammen, en gaat henen tot Mijn knecht Job, en offert brandoffer voor ulieden, en laat Mijn knecht Job voor ulieden bidden; want zekerlijk, Ik zal zijn aangezicht aannemen, opdat Ik aan ulieden niet doe naar uw dwaasheid; want gijlieden hebt niet recht van Mij gesproken, gelijk Mijn knecht Job.

Titus 3:3-5

Want ook wij waren eertijds onwijs, ongehoorzaam, dwalende, menigerlei begeerlijkheden en wellusten dienende, in boosheid en nijdigheid levende, hatelijk zijnde, en elkander hatende. Maar wanneer de goedertierenheid van God, onzen Zaligmaker, en Zijn liefde tot de mensen verschenen is, Heeft Hij ons zalig gemaakt, niet uit de werken der rechtvaardigheid, die wij gedaan hadden, maar naar Zijn barmhartigheid, door het bad der wedergeboorte en vernieuwing des Heiligen Geestes;

Spreuken 19:25

Sla de spotter, zo zal de slechte kloekzinnig worden; en bestraf den verstandige, hij zal wetenschap begrijpen.

Spreuken 21:11

Als men den spotter straft, wordt de slechte wijs; en als men den wijze onderricht, neemt hij wetenschap aan.

Spreuken 8:5

Gij slechten! verstaat kloekzinnigheid, en gij zotten! verstaat met het hart.

Spreuken 14:33

Wijsheid rust in het hart des verstandigen; maar wat in het binnenste der zotten is, wordt bekend.

Jesaja 29:24

En die dwalende van geest zijn, zullen tot verstand komen, en de murmureerders zullen de lering aannemen.

Never miss a post

Public domain