68 Bijbelverzen over Gevolgen Van Dwaasheid
Meest relevante verzen
De vrees des HEEREN is het beginsel der wetenschap; de dwazen verachten wijsheid en tucht.
Maar tot den mens heeft Hij gezegd: Zie, de vreze des HEEREN is de wijsheid, en van het kwade te wijken is het verstand.
Een psalm van David, voor den opperzangmeester. De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God. Zij verderven het, zij maken het gruwelijk met hun werk; er is niemand, die goed doet.
Ik zal horen, wat God, de HEERE, spreken zal; want Hij zal tot Zijn volk en tot Zijn gunstgenoten van vrede spreken; maar dat zij niet weder tot dwaasheid keren.
Resch. De vreze des HEEREN is het beginsel der wijsheid; Schin. allen, die ze doen, hebben goed verstand; Thau. Zijn lof bestaat tot in der eeuwigheid.
De opperste Wijsheid roept overluid daar buiten; Zij verheft haar stem op de straten. Zij roept in het voorste der woelingen; aan de deuren der poorten spreekt Zij Haar redenen in de stad; Gij slechten! hoe lang zult gij de slechtigheid beminnen, en de spotters voor zich de spotternij begeren, en de zotten wetenschap haten?meer informatie
Keert u tot Mijn bestraffing; ziet, Ik zal Mijn Geest ulieden overvloediglijk uitstorten; Ik zal Mijn woorden u bekend maken. Dewijl Ik geroepen heb, en gijlieden geweigerd hebt; Mijn hand uitgestrekt heb, en er niemand was, die opmerkte; En gij al Mijn raad verworpen, en Mijn bestraffing niet gewild hebt; Zo zal Ik ook in ulieder verderf lachen; Ik zal spotten, wanneer uw vreze komt. Wanneer uw vreze komt gelijk een verwoesting, en uw verderf aankomt als een wervelwind; wanneer u benauwdheid en angst overkomt;
Wie de tucht liefheeft, die heeft de wetenschap lief; maar wie de bestraffing haat, is onvernuftig.
Daarom zijt niet onverstandig, maar verstaat, welke de wil des Heeren zij.
Een onvernuftig man weet er niet van, en een dwaas verstaat ditzelve niet;
Doch ik zeide: Zekerlijk, deze zijn arm; zij handelen zottelijk, omdat zij den weg des HEEREN, het recht hun Gods niet weten.
En de Heere zeide tot hem: Nu gij Farizeen, gij reinigt het buitenste des drinkbekers en des schotels; maar het binnenste van u is vol van roof en boosheid. Gij onverstandigen! Die het buitenste heeft gemaakt, heeft Hij ook niet het binnenste gemaakt?
Omdat zij, God kennende, Hem als God niet hebben verheerlijkt of gedankt; maar zijn verijdeld geworden in hun overleggingen en hun onverstandig hart is verduisterd geworden;
En verwerp de vragen, die dwaas en zonder lering zijn, wetende, dat zij twistingen voortbrengen.
Maar wedersta de dwaze vragen en geslachtsrekeningen, en twistingen, en strijdingen over de wet; want zij zijn onnut en ijdel.
Hoort nu dit, gij dwaas en harteloos volk! die ogen hebben, maar zien niet, die oren hebben, maar horen niet. Zult gijlieden Mij niet vrezen? spreekt de HEERE; zult gij voor Mijn aangezicht niet beven? Die der zee het zand tot een paal gesteld heb, met een eeuwige inzetting, dat zij daarover niet zal gaan; ofschoon haar golven zich bewegen, zo zullen zij toch niet vermogen, ofschoon zij bruisen, zo zullen zij toch daarover niet gaan. Maar dit volk heeft een afvallig en wederspannig hart; zij zijn afgevallen en heengegaan;meer informatie
En zij zeggen niet in hun hart: Laat ons nu den HEERE, onzen God, vrezen, Die den regen geeft, zo vroegen regen als spaden regen, op Zijn tijd; Die ons de weken, de gezette tijden van den oogst, bewaart. Uw ongerechtigheden wenden die dingen af, en uw zonden weren dat goede van ulieden.
Die op zijn hart vertrouwt, die is een zot; maar die in wijsheid wandelt, die zal ontkomen.
Wie op zijn rijkdom vertrouwt, die zal vallen; maar de rechtvaardigen zullen groenen als loof.
Er is een weg, die iemand recht schijnt; maar het laatste van dien zijn wegen des doods.
Maar God zeide tot hem: Gij dwaas! in dezen nacht zal men uw ziel van u afeisen; en hetgeen gij bereid hebt, wiens zal het zijn?
Een kloekzinnig mens bedekt de wetenschap; maar het hart der zotten roept dwaasheid uit.
Al wie kloekzinnig is, handelt met wetenschap; maar een zot breidt dwaasheid uit.
De tong der wijzen maakt de wetenschap goed; maar de mond der zotten stort overvloediglijk dwaasheid uit.
Maar zij zullen niet meerder toenemen; want hun uitzinnigheid zal allen openbaar worden, gelijk ook die van genen geworden is.
De wijsheid des kloekzinnigen is zijn weg te verstaan; maar dwaasheid der zotten is bedriegerij.
De slechte gelooft alle woord; maar de kloekzinnige merkt op zijn gang.
En ik zag onder de slechten; ik merkte onder de jonge gezellen een verstandelozen jongeling; Voorbijgaande op de straat, nevens haar hoek, en hij trad op den weg van haar huis. In de schemering, in den avond des daags, in den zwarten nacht en de donkerheid;meer informatie
En ziet, een vrouw ontmoette hem in hoerenversiersel, en met het hart op haar hoede; Deze was woelachtig en wederstrevig, haar voeten bleven in haar huis niet; Nu buiten, dan op de straten zijnde, en bij alle hoeken loerende; En zij greep hem aan, en kuste hem; zij sterkte haar aangezicht, en zeide tot hem: Dankoffers zijn bij mij, ik heb heden mijn geloften betaald; Daarom ben ik uitgegaan u tegemoet, om uw aangezicht naarstiglijk te zoeken, en ik heb u gevonden. Ik heb mijn bedstede met tapijtsieraad toegemaakt, met uitgehouwen werken, met fijn linnen van Egypte; Ik heb mijn leger met mirre, aloe en kaneel welriekende gemaakt; Kom, laat ons dronken worden van minnen tot den morgen toe; laat ons ons vrolijk maken in grote liefde. Want de man is niet in zijn huis, hij is een verren weg getogen; Hij heeft een bundel gelds in zijn hand genomen; ten bestemden dage zal hij naar zijn huis komen. Zij bewoog hem door de veelheid van haar onderricht, zij dreef hem aan door het gevlei harer lippen. Hij ging haar straks achterna, gelijk een os ter slachting gaat, en gelijk een dwaas tot de tuchtiging der boeien. Totdat hem de pijl zijn lever doorsneed; gelijk een vogel zich haast naar den strik, en niet weet, dat dezelve tegen zijn leven is.
Een zotte vrouw is woelachtig, de slechtigheid zelve, en weet niet met al. En zij zit aan de deur van haar huis, op een stoel, op de hoge plaatsen der stad; Om te roepen degenen, die op den weg voorbijgaan, die hun paden recht maken, zeggende:meer informatie
Wie is slecht? Hij kere zich herwaarts; en tot den verstandeloze zegt zij: De gestolen wateren zijn zoet, en het verborgen brood is liefelijk. Maar hij weet niet, dat aldaar doden zijn; haar genoden zijn in de diepten der hel.
Want Efraim is als een botte duif, zonder hart; zij roepen Egypte aan, zij gaan henen tot Assur.
O gij uitzinnige Galaten, wie heeft u betoverd, dat gij der waarheid niet zoudt gehoorzaam zijn; denwelken Jezus Christus voor de ogen te voren geschilderd is geweest, onder u gekruist zijnde?
Een kloekzinnig mens ziet het kwaad, en verbergt zich; maar de slechten gaan henen door, en worden gestraft.
Als zij nu heengingen om te kopen, kwam de bruidegom; en die gereed waren, gingen met hem in tot de bruiloft, en de deur werd gesloten.
Want de afkering der slechten zal hen doden, en de voorspoed der zotten zal hen verderven.
Hij zal sterven, omdat hij zonder tucht geweest is, en in de grootheid zijner dwaasheid zal hij verdwalen.
Die wijs van hart is, neemt de geboden aan; maar die dwaas is van lippen, zal omgeworpen worden.
Doch die rijk willen worden, vallen in verzoeking, en in den strik, en in vele dwaze en schadelijke begeerlijkheden, welke de mensen doen verzinken in verderf en ondergang.
De formeerders van gesneden beelden zijn al te zamen ijdelheid, en hun gewenste dingen doen geen nut; ja, zij zelven zijn hun getuigen; zij zien niet, en zij weten niet, daarom zullen zij beschaamd worden.
De wijzen zijn beschaamd, verschrikt en gevangen; ziet, zij hebben des HEEREN woord verworpen, wat wijsheid zouden zij dan hebben?
Een zotte zoon is een verdriet voor zijn vader, en bittere droefheid voor degene, die hem gebaard heeft.
De spreuken van Salomo. Een wijs zoon verblijdt den vader; maar een zot zoon is zijner moeder droefheid.
Een wijs zoon zal den vader verblijden; maar een zot mens veracht zijn moeder.
Wie een zot genereert, die zal hem tot droefheid zijn; en de vader des dwazen zal zich niet verblijden.
Het verstand dergenen, die het bezitten, is een springader des levens; maar de tucht der dwazen is dwaasheid.
De lippen des zots komen in twist, en zijn mond roept naar slagen.
Een zweep is voor het paard, een toom voor den ezel, en een roede voor den rug der zotten.
En aldaar zal een verheven baan en een weg zijn, welke de heilige weg zal genaamd worden; de onreine zal er niet doorgaan, maar hij zal voor deze zijn; die dezen weg wandelt, zelfs de dwazen zullen niet dwalen.
Als zij nu heengingen om te kopen, kwam de bruidegom; en die gereed waren, gingen met hem in tot de bruiloft, en de deur werd gesloten. Daarna kwamen ook de andere maagden, zeggende: Heer, heer, doe ons open! En hij, antwoordende, zeide: Voorwaar zeg ik u: Ik ken u niet.
Al stiet gij den dwaas in een mortier met een stamper, in het midden van het gestoten graan, zijn dwaasheid zou van hem niet afwijken.
Een verstandig hart zal de wetenschap opzoeken; maar de mond der zotten zal met dwaasheid gevoed worden.
Daarom zeide Aaron tot Mozes: Och, mijn heer! leg toch niet op ons de zonde, waarmede wij zottelijk gedaan, en waarmede wij gezondigd hebben!
Daarom neemt nu voor ulieden zeven varren en zeven rammen, en gaat henen tot Mijn knecht Job, en offert brandoffer voor ulieden, en laat Mijn knecht Job voor ulieden bidden; want zekerlijk, Ik zal zijn aangezicht aannemen, opdat Ik aan ulieden niet doe naar uw dwaasheid; want gijlieden hebt niet recht van Mij gesproken, gelijk Mijn knecht Job.
Want ook wij waren eertijds onwijs, ongehoorzaam, dwalende, menigerlei begeerlijkheden en wellusten dienende, in boosheid en nijdigheid levende, hatelijk zijnde, en elkander hatende. Maar wanneer de goedertierenheid van God, onzen Zaligmaker, en Zijn liefde tot de mensen verschenen is, Heeft Hij ons zalig gemaakt, niet uit de werken der rechtvaardigheid, die wij gedaan hadden, maar naar Zijn barmhartigheid, door het bad der wedergeboorte en vernieuwing des Heiligen Geestes;
Sla de spotter, zo zal de slechte kloekzinnig worden; en bestraf den verstandige, hij zal wetenschap begrijpen.
Als men den spotter straft, wordt de slechte wijs; en als men den wijze onderricht, neemt hij wetenschap aan.
De dwaasheid is in het hart des jongen gebonden; de roede der tucht zal ze verre van hem wegdoen.
De roede, en de bestraffing geeft wijsheid; maar een kind, dat aan zichzelf gelaten is, beschaamt zijn moeder.
Gij slechten! verstaat kloekzinnigheid, en gij zotten! verstaat met het hart.
Wijsheid rust in het hart des verstandigen; maar wat in het binnenste der zotten is, wordt bekend.
En die dwalende van geest zijn, zullen tot verstand komen, en de murmureerders zullen de lering aannemen.
Een onderrichter der onwijzen, en een leermeester der onwetenden, hebbende de gedaante der kennis en der waarheid in de wet.
Verwante onderwerpen
- Aframmeling
- De Aard Van Menselijke Wijsheid
- De Liefde Van Moeders Voor Haar Kinderen
- Discipline Kind
- Dwaze Mensen
- Dwazen
- Gezegdes
- Gods Wil Kennen