57 Bijbelverzen over Uitrusting, Fysiek

Meest relevante verzen

1 Koningen 5:13-14

En de koning Salomo deed een uitschot opkomen uit gans Israel; en het uitschot was dertig duizend man. En hij zond hen naar den Libanon, tien duizend des maands bij beurten; een maand waren zij op den Libanon; twee maanden elk in zijn huis; en Adoniram was over dit uitschot.

Genesis 4:22

En Zilla baarde ook Tubal-Kain, een leermeester van allen werker in koper en ijzer; en de zuster van Tubal-Kain was Naema.

Genesis 11:3

En zij zeiden een ieder tot zijn naaste: Kom aan, laat ons tichelen strijken, en wel doorbranden! En de tichel was hun voor steen, en het lijm was hun voor leem.

Genesis 24:15

En het geschiedde, eer hij geeindigd had te spreken, ziet, zo kwam Rebekka uit, welke aan Bethuel geboren was, de zoon van Milka, de huisvrouw van Nahor, de broeder van Abraham; en zij had haar kruik op haar schouder.

Exodus 25:1-9

Toen sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: Spreek tot de kinderen Israels, dat zij voor Mij een hefoffer nemen. Van alle man, wiens hart zich vrijwillig bewegen zal, zult gij Mijn hefoffer nemen. Dit nu is het hefoffer, hetwelk gij van hen nemen zult: goud, en zilver, en koper;meer informatie
Als ook hemelsblauw, en purper, en scharlaken, en fijn linnen, en geiten haar. En roodgeverfde ramsvellen, en dassenvellen, en sittimhout; Olie tot den luchter, specerijen ter zalfolie, en tot roking welriekende specerijen; Sardonixstenen, en vervullende stenen tot den efod, en tot den borstlap. En zij zullen Mij een heiligdom maken, dat Ik in het midden van hen wone. Naar al wat Ik u tot een voorbeeld dezes tabernakels, en een voorbeeld van al deszelfs gereedschap wijzen zal, even alzo zult gijlieden dat maken.

1 Koningen 5:10

Alzo gaf Hiram aan Salomo cederenhout en dennenhout, naar al zijn wil.

1 Koningen 19:21

Zo keerde hij weder van achter hem af, en nam een juk runderen, en slachtte het, en met het gereedschap der runderen zood hij hun vlees, hetwelk hij aan het volk gaf; en zij aten. Daarna stond hij op, en volgde Elia na, en diende hem.

Ezra 1:5-6

Toen maakten zich op de hoofden der vaderen van Juda en Benjamin, en de priesteren en de Levieten, benevens een iegelijk, wiens geest God verwekte, dat zij optrokken om te bouwen het huis des HEEREN, die te Jeruzalem woont. Allen nu, die rondom hen waren, sterkten hunlieder handen met zilveren vaten, met goud, met have, en met beesten, en met kostelijkheden; behalve alles, wat vrijwillig gegeven werd.

Nehemia 2:7-8

Voorts zeide ik tot den koning: Zo het den koning goeddunkt, dat men mij brieven geve aan de landvoogden aan gene zijde der rivier, dat zij mij overgeleiden, totdat ik in Juda zal gekomen zijn; Ook een brief aan Asaf, den bewaarder van den lusthof, denwelken de koning heeft, dat hij mij hout geve om te zolderen de poorten van het paleis, dat aan het huis is, en tot de stadsmuur, en tot het huis, waar ik intrekken zal. En de koning gaf ze mij, naar de goede hand mijns Gods over mij.

Jesaja 30:29

Er zal een lofzang bij ulieden zijn, gelijk in den nacht, wanneer het feest geheiligd wordt; en blijdschap des harten, gelijk van een, die met pijpen wandelt, om te komen tot den berg des HEEREN, tot den Rotssteen van Israel.

Genesis 4:21

En de naam zijns broeders was Jubal; deze werd de vader van allen, die harpen en orgelen handelen.

Jozua 6:4

En zeven priesters zullen zeven ramsbazuinen dragen, voor de ark; en gijlieden zult op den zevenden dag de stad zevenmaal omgaan; en de priesters zullen met de bazuinen blazen.

1 Samuël 16:16-18

Onze heer zegge toch tot uw knechten, die voor uw aangezicht staan, dat zij een man zoeken, die op de harp spelen kan; en het zal geschieden, als de boze geest Gods op u is, dat hij met zijn hand spele, dat het beter met u worde. Toen zeide Saul tot zijn knechten: Ziet mij toch naar een man uit, die wel spelen kan, en brengt hem tot mij. Toen antwoordde een van de jongelingen, en zeide: Zie, ik heb gezien een zoon van Isai, den Bethlehemiet, die spelen kan, en hij is een dapper held, en een krijgsman, en verstandig in zaken, en een schoon man, en de HEERE is met hem.

1 Kronieken 25:6-7

Dezen waren altemaal aan de handen huns vaders gesteld tot het gezang van het huis des HEEREN, op cimbalen, luiten, en harpen, tot den dienst van het huis Gods, aan de handen van den koning, van Asaf, Jeduthun, en van Heman. En hun getal met hun broederen, die geleerd waren in het gezang des HEEREN, allen meesters, was tweehonderd acht en tachtig.

Psalmen 150:3-5

Looft Hem met geklank der bazuin; looft Hem met de luit en met de harp! Looft Hem met de trommel en fluit; looft Hem met snarenspel en orgel! Looft Hem met hel klinkende cimbalen; looft Hem met cimbalen van vreugdegeluid!

Openbaring 5:8

En als Het dat boek genomen had, vielen de vier dieren en de vier en twintig ouderlingen voor het Lam neder, hebbende elk citeren en gouden fiolen, zijnde vol reukwerks, welke zijn de gebeden der heiligen.

Openbaring 15:2

En ik zag als een glazen zee, met vuur gemengd; en die de overwinning hadden van het beest, en van zijn beeld, en van zijn merkteken, en van het getal zijns naams, welke stonden aan de glazen zee, hebbende de citers Gods;

2 Samuël 12:4

Toen nu den rijken man een wandelaar overkwam, verschoonde hij te nemen van zijn schapen en van zijn runderen, om voor den reizenden man, die tot hem gekomen was, wat te bereiden; en hij nam des armen mans ooilam, en bereidde dat voor den man, die tot hem gekomen was.

Genesis 42:25

En Jozef gebood, dat men hun zakken met koren vullen zou, en dat men hun geld wederkeerde, een iegelijk in zijn zak, en dat men hun teerkost gave tot den weg; en men deed hun alzo.

Genesis 45:19-23

Gij zijt toch gelast: doet dit, neemt u uit Egypteland wagenen voor uw kinderkens, en voor uw vrouwen, en voert uw vader, en komt. En uw oog verschone uw huisraad niet; want het beste van gans Egypteland, dat zal het uwe zijn. En de zonen van Israel deden alzo. Zo gaf Jozef hun wagenen, naar Farao's bevel; ook gaf hij hun teerkost op den weg.meer informatie
Hij gaf hun allen, iedereen, wisselklederen; maar Benjamin gaf hij driehonderd zilverlingen, en vijf wisselklederen. En zijn vader desgelijks zond hij tien ezelen, dragende van het beste van Egypte, en tien ezelinnen, dragende koren, en brood, en spijze voor zijn vader op den weg.

Nehemia 2:7

Voorts zeide ik tot den koning: Zo het den koning goeddunkt, dat men mij brieven geve aan de landvoogden aan gene zijde der rivier, dat zij mij overgeleiden, totdat ik in Juda zal gekomen zijn;

Jeremia 9:2

Och, dat ik in de woestijn een herberg der wandelaars had, zo zou ik mijn volk verlaten, en van hen trekken; want zij zijn allen overspelers, een trouweloze hoop.

Lukas 11:6

Overmits mijn vriend van de reis tot mij gekomen is, en ik heb niet, dat ik hem voorzette;

Genesis 41:42

En Farao nam zijn ring van zijn hand af, en deed hem aan Jozefs hand, en liet hem fijne linnen klederen aantrekken, en legde hem een gouden keten aan zijn hals;

Genesis 49:10

De schepter zal van Juda niet wijken, noch de wetgever van tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en Denzelven zullen de volken gehoorzaam zijn.

Exodus 4:17

Neem dan dezen staf in uw hand, waarmede gij die tekenen doen zult.

Mattheüs 16:19

En Ik zal u geven de sleutelen van het Koninkrijk der hemelen; en zo wat gij zult binden op de aarde, zal in de hemelen gebonden zijn; en zo wat gij ontbinden zult op de aarde, zal in de hemelen ontbonden zijn.

Handelingen 9:2

En begeerde brieven van hem naar Damaskus, aan de synagogen, opdat, zo hij enigen, die van dien weg waren, vond, hij dezelve, beiden mannen en vrouwen, zou gebonden brengen naar Jeruzalem.

Genesis 23:8-9

En hij sprak met hen, zeggende: Is het met uw wil, dat ik mijn dode begrave van voor mijn aangezicht; zo hoort mij, en spreekt voor mij bij Efron, den zoon van Zohar, Dat hij mij geve de spelonk van Machpela, die hij heeft, die in het einde van zijn akker is, dat hij dezelve mij om het volle geld geve, tot een erfbegrafenis in het midden van u.

Markus 14:8

Zij heeft gedaan, hetgeen zij kon; zij is voorgekomen, om Mijn lichaam te zalven, tot een voorbereiding ter begrafenis.

Lukas 23:56

En wedergekeerd zijnde, bereidden zij specerijen en zalven; en op den sabbat rustten zij naar het gebod.

Johannes 19:38-42

En daarna Jozef van Arimathea (die een discipel van Jezus was, maar bedekt om de vreze der Joden), bad Pilatus, dat hij mocht het lichaam van Jezus wegnemen; en Pilatus liet het toe. Hij dan ging en nam het lichaam van Jezus weg. En Nicodemus kwam ook (die des nachts tot Jezus eerst gekomen was), brengende een mengsel van mirre en aloe; omtrent honderd ponden gewichts. Zij namen dan het lichaam van Jezus, en bonden dat in linnen doeken met de specerijen, gelijk de Joden de gewoonte hebben van begraven.meer informatie
En er was in de plaats, waar Hij gekruist was, een hof, en in den hof een nieuw graf, in hetwelk nog nooit iemand gelegd was geweest. Aldaar dan legden zij Jezus, om de voorbereiding der Joden, overmits het graf nabij was.

Exodus 13:18

Maar God leidde het volk om, langs den weg van de woestijn der Schelfzee. De kinderen Israels nu togen bij vijven uit Egypteland.

Numberi 31:5

Alzo werden geleverd uit de duizenden van Israel, duizend van elken stam, twaalf duizend toegerusten ten strijde.

Numberi 32:20-22

Toen zeide Mozes tot hen: Indien gij deze zaak doen zult, indien gij u voor het aangezicht des HEEREN zult toerusten ten strijde, En een ieder van u, die toegerust is, over de Jordaan zal trekken voor het aangezicht des HEEREN, totdat Hij Zijn vijanden voor Zijn aangezicht uit de bezitting zal verdreven hebben. En het land voor het aangezicht des HEEREN ten ondergebracht zij; zo zult gij daarna wederkeren, en onschuldig zijn voor den HEERE en voor Israel, en dit land zal u ter bezitting zijn voor het aangezicht des HEEREN.

Jozua 4:13

Omtrent veertig duizend toegeruste krijgsmannen trokken er voor het aangezicht des HEEREN ten strijde, naar de vlakke velden van Jericho.

Jozua 6:8

En het geschiedde, gelijk Jozua tot het volk gesproken had, zo gingen de zeven priesters, dragende zeven ramsbazuinen, voor het aangezicht des HEEREN; zij trokken door en bliezen met de bazuinen; en de ark des verbonds des HEEREN volgde hen na;

Richteren 7:16

En hij deelde de driehonderd man in drie hopen; en hij gaf een iegelijk een bazuin in zijn hand, en ledige kruiken, en fakkelen in het midden der kruiken.

1 Samuël 17:36-39

Uw knecht heeft zo den leeuw als den beer geslagen; alzo zal deze onbesneden Filistijn zijn, gelijk een van die, omdat hij de slagorden van den levenden God gehoond heeft. Verder zeide David: De HEERE, Die mij van de hand des leeuws gered heeft, en uit de hand des beers, Die zal mij redden uit de hand van dezen Filistijn. Toen zeide Saul tot David: Ga heen, en de HEERE zij met u! En Saul kleedde David met zijn klederen, en zette een koperen helm op zijn hoofd, en kleedde hem met een pantsier.meer informatie
En David gordde zijn zwaard aan over zijn klederen, en wilde gaan; want hij had het nooit verzocht. Toen zeide David tot Saul: Ik kan in deze niet gaan, want ik heb het nooit verzocht; en David legde ze van zich.

1 Koningen 4:26

Salomo had ook veertig duizend paardenstallen tot zijn wagenen, en twaalf duizend ruiteren.

1 Kronieken 12:2

Gewapend met bogen, rechts en links met stenen werpende, en met pijlen schietende uit den boog; zij waren van de broederen van Saul, uit Benjamin.

2 Kronieken 14:8

Asa nu had een heir van driehonderd duizend uit Juda, rondas en spies dragende, en tweehonderd en tachtig duizend uit Benjamin, het schild dragende en den boog spannende; al dezen waren kloeke helden.

1 Samuël 17:40

En hij nam zijn staf in zijn hand, en hij koos zich vijf gladde stenen uit de beek, en legde ze in de herderstas, die hij had, te weten in den zak, en zijn slinger was in zijn hand; alzo naderde hij tot den Filistijn.

1 Samuël 22:9-10

Toen antwoordde Doeg, de Edomiet, die bij de knechten van Saul stond, en zeide: Ik zag den zoon van Isai, komende te Nob, tot Achimelech, den zoon van Ahitub; Die den HEERE voor hem vraagde, en gaf hem teerkost; hij gaf hem ook het zwaard van Goliath, den Filistijn.

2 Samuël 22:40

Want Gij omgorddet mij met kracht ten strijde; Gij deedt onder mij nederbukken, die tegen mij opstonden.

Exodus 14:6-7

En hij spande zijn wagen aan, en nam zijn volk met zich. En hij nam zeshonderd uitgelezene wagens, ja, al de wagens van Egypte, en de hoofdlieden over die allen.

1 Samuël 17:5-7

En hij had een koperen helm op zijn hoofd, en hij had een schubachtig pantsier aan; en het gewicht van het pantsier was vijf duizend sikkelen kopers; En een koperen scheenharnas boven zijn voeten, en een koperen schild tussen zijn schouders; En de schacht zijner spies was als een weversboom, en het lemmer zijner spies was van zeshonderd sikkelen ijzers; en de schilddrager ging voor zijn aangezicht.

2 Samuël 21:16

En Isbi Benob, die van de kinderen van Rafa was, en het gewicht zijner spies driehonderd gewicht kopers, en hij was aangegord met een nieuw zwaard; deze dacht David te slaan.

Jeremia 6:23

Boog en spies zullen zij voeren, het is een wreed volk, en zij zullen niet barmhartig zijn; hun stem zal bruisen als de zee, en op paarden zullen zij rijden; het is toegerust, als een man ten oorlog tegen u, o dochter van Sion!

Jeremia 46:4

Spant de paarden aan, en klimt op, gij ruiters! en stelt u met helmen; vaagt de spiesen, trekt de pantsiers aan!

Jeremia 50:42

Boog en spies zullen zij voeren; wreed zijn zij, en zullen niet barmhartig zijn; hun stem zal bruisen als de zee, en op paarden zullen zij rijden; het is toegerust als een man ten oorlog, tegen u, o dochter van Babel!

Daniël 11:13

Want de koning van het Noorden zal wederkeren, en hij zal een groter menigte dan de eerste was, oprichten; en aan het einde van de tijden der jaren, zal hij snellijk komen met een grote heirkracht, en met groot goed.

Mattheüs 26:47

En als Hij nog sprak, ziet, Judas, een van de twaalven, kwam, en met hem een grote schare, met zwaarden en stokken, gezonden van de overpriesters en ouderlingen des volks.

Markus 14:43

En terstond, als Hij nog sprak, kwam Judas aan, die een was van de twaalven, en met hem een grote schare, met zwaarden en stokken, gezonden van de overpriesters, en de schriftgeleerden, en de ouderlingen.

Nehemia 4:16-18

En het geschiedde van dien dag af, dat de helft mijner jongens doende waren aan het werk, en de helft van hen hielden de spiesen, en de schilden, en de bogen, en de pantsiers; en de oversten waren achter het ganse huis van Juda. Die aan den muur bouwden, en die den last droegen, en die oplaadden, waren een ieder met zijn ene hand doende aan het werk, en de andere hield het geweer. En de bouwers hadden een iegelijk zijn zwaard aan zijn lenden gegord, en bouwden; maar die met de bazuin blies, was bij mij.

Handelingen 23:23-25

En zekere twee van de hoofdmannen over honderd tot zich geroepen hebbende, zeide hij: Maakt tweehonderd krijgsknechten gereed, opdat zij naar Cesarea trekken, en zeventig ruiters, en tweehonderd schutters, tegen de derde ure des nachts; En laat ze zadel beesten bestellen, opdat zij Paulus daarop zetten, en behouden overbrengen tot den stadhouder Felix. En hij schreef een brief, hebbende dezen inhoud:

Never miss a post

Public domain