5 gebeurtenissen in 1 vertaling
'Omhelzen' in de Bijbel
En hij zeide: Op dezen gezetten tijd, omtrent dezen tijd des levens zult gij een zoon omhelzen. En zij zeide: Neen, mijn heer, gij, man Gods, lieg tegen uw dienstmaagd niet.
Van den stroom der bergen worden zij nat, en zonder toevlucht zijnde, omhelzen zij de steenrotsen.
Verhef ze, en zij zal u verhogen; zij zal u vereren, als gij haar omhelzen zult.
Een tijd om stenen weg te werpen, en een tijd om stenen te vergaderen; een tijd om te omhelzen, en een tijd om verre te zijn van omhelzen;
He. Die lekkernijen aten, versmachten nu op de straten; die in karmozijn opgetrokken zijn, omhelzen den drek.
Zoekresultaten op Versies
Alle versies
Zoekresultaten op Boek
Alle Boeken