'Opdat' in de Bijbel
- 1.Genesis 3:3-Leviticus 14:36
- 2.Leviticus 15:31-Deuteronomium 14:29
- 3.Deuteronomium 16:3-1 Koningen 2:31
- 4.1 Koningen 6:6-Psalmen 17:5
- 5.Psalmen 24:7-Jesaja 45:3
- 6.Jesaja 45:6-Ezechiël 40:4
- 7.Ezechiël 41:6-Markus 10:13
- 8.Markus 10:17-Johannes 12:9
- 9.Johannes 12:20-Romeinen 8:29
- 10.Romeinen 9:11-2 Corinthiër 12:7
- 11.2 Corinthiër 12:8-1 Timotheüs 6:19
- 12.2 Timotheüs 1:4-Openbaring 13:15
- 13.Openbaring 14:13-Openbaring 22:14
En ik hoorde een stem uit den hemel, die tot mij zeide: Schrijf, zalig zijn de doden, die in den Heere sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, opdat zij rusten mogen van hun arbeid; en hun werken volgen met hen.
En de zesde engel goot zijn fiool uit op de grote rivier, den Eufraat; en zijn water is uitgedroogd, opdat bereid zou worden de weg der koningen, die van den opgang der zon komen zullen.
Zie, Ik kom als een dief. Zalig is hij, die waakt en zijn klederen bewaart, opdat hij niet naakt wandele, en men zijn schaamte niet zie.
En ik hoorde een andere stem uit den hemel, zeggende: Gaat uit van haar, Mijn volk, opdat gij aan haar zonden geen gemeenschap hebt, en opdat gij van haar plagen niet ontvangt.
En uit Zijn mond ging een scherp zwaard, opdat Hij daarmede de heidenen slaan zou. En Hij zal hen hoeden met een ijzeren roede; en Hij treedt den wijnpersbak van den wijn des toorns en der gramschap des almachtigen Gods.
Opdat gij eet het vlees der koningen, en het vlees der oversten over duizend, en het vlees der sterken, en het vlees der paarden en dergenen, die daarop zitten; en het vlees van alle vrijen en dienstknechten, en kleinen en groten.
En wierp hem in den afgrond, en sloot hem daarin, en verzegelde dien boven hem, opdat hij de volken niet meer verleiden zou, totdat de duizend jaren zouden geeindigd zijn. En daarna moet hij een kleinen tijd ontbonden worden.
En hij die met mij sprak, had een gouden rietstok, opdat hij de stad zou meten, en haar poorten, en haar muur.
Zalig zijn zij, die Zijn geboden doen, opdat hun macht zij aan den boom des levens, en zij door de poorten mogen ingaan in de stad.
Zoekresultaten vervolgd...
- 1.Genesis 3:3-Leviticus 14:36
- 2.Leviticus 15:31-Deuteronomium 14:29
- 3.Deuteronomium 16:3-1 Koningen 2:31
- 4.1 Koningen 6:6-Psalmen 17:5
- 5.Psalmen 24:7-Jesaja 45:3
- 6.Jesaja 45:6-Ezechiël 40:4
- 7.Ezechiël 41:6-Markus 10:13
- 8.Markus 10:17-Johannes 12:9
- 9.Johannes 12:20-Romeinen 8:29
- 10.Romeinen 9:11-2 Corinthiër 12:7
- 11.2 Corinthiër 12:8-1 Timotheüs 6:19
- 12.2 Timotheüs 1:4-Openbaring 13:15
- 13.Openbaring 14:13-Openbaring 22:14