1 Corinthiërs 1:29
Opdat geen vlees zou roemen voor Hem.
Efeziërs 2:9
Niet uit de werken, opdat niemand roeme.
Psalmen 49:6
Aangaande degenen, die op hun goed vertrouwen; en op de veelheid huns rijkdoms roemen;
Jesaja 10:15
Zal een bijl zich beroemen tegen dien, die daarmede houwt? Zal een zaag pochen tegen dien, die ze trekt? Alsof een staf bewoog degenen, die hem opheffen? Als men een stok opheft, is het geen hout?
Jeremia 9:23
Zo zegt de HEERE: Een wijze beroeme zich niet in zijn wijsheid, en de sterke beroeme zich niet in zijn sterkheid; een rijke beroeme zich niet in zijn rijkdom;
Romeinen 3:19
Wij weten nu, dat al wat de wet zegt, zij dat spreekt tot degenen, die onder de wet zijn; opdat alle mond gestopt worde en de gehele wereld voor God verdoemelijk zij.
Romeinen 3:27
Waar is dan de roem? Hij is uitgesloten. Door wat wet? Der werken? Neen, maar door de wet des geloofs.
Romeinen 4:2
Want indien Abraham uit de werken gerechtvaardigd is, zo heeft hij roem, maar niet bij God.
Romeinen 15:17
Zo heb ik dan roem in Christus Jezus in die dingen, die God aangaan.
1 Corinthiërs 1:31
Opdat het zij, gelijk geschreven is: Die roemt, roeme in den Heere.
1 Corinthiërs 4:7
Want wie onderscheidt u? En wat hebt gij, dat gij niet hebt ontvangen? En zo gij het ook ontvangen hebt, wat roemt gij, alsof gij het niet ontvangen hadt?
1 Corinthiërs 5:6
Uw roem is niet goed. Weet gij niet, dat een weinig zuurdesem het gehele deeg zuur maakt?
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd