1 Koningen 1:35

Dan zult gij achter hem optrekken, en hij zal komen, en zal op mijn troon zitten, en hij zal koning zijn in mijn plaats; want ik heb geboden, dat hij een voorganger zou zijn over Israel en over Juda.

1 Koningen 1:13

Ga heen, en treed in tot den koning David, en zeg tot hem: Hebt gij niet, mijn heer koning, uw dienstmaagd gezworen, zeggende: Voorzeker, uw zoon Salomo zal na mij koning zijn, en hij zal op mijn troon zitten! Waarom dan is Adonia koning?

1 Koningen 1:17

En zij zeide tot hem: Mijn heer! gij hebt uw dienstmaagd bij den HEERE, uw God, gezworen: Voorzeker Salomo, uw zoon, zal na mij koning zijn, en hij zal op mijn troon zitten!

1 Koningen 2:12

En Salomo zat op den troon van zijn vader David; en zijn koninkrijk werd zeer bevestigd.

1 Koningen 2:15

Hij zeide dan: Gij weet, dat het koninkrijk mijn was, en het ganse Israel zijn aangezicht op mij gezet had, dat ik koning zijn zou; hoewel het koninkrijk omgewend en mijns broeders geworden is; want het is van den HEERE hem geworden.

1 Kronieken 23:1

Toen nu David oud was en zat van dagen, maakte hij zijn zoon Salomo tot koning over Israel.

1 Kronieken 28:4-5

Nu heeft mij de HEERE, de God Israels, verkoren uit mijns vaders ganse huis, dat ik tot koning over Israel wezen zou in eeuwigheid; want Hij heeft Juda tot een voorganger verkoren, en mijns vaders huis in het huis van Juda; en onder de zonen mijns vaders heeft Hij een welgevallen aan mij gehad, dat Hij mij ten koning maakte over gans Israel.

Psalmen 2:6

Ik toch heb Mijn Koning gezalfd over Sion, den berg Mijner heiligheid.

Psalmen 72:1-2

Voor Salomo. O God! geef den koning Uw rechten, en Uw gerechtigheid den zoon des konings.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain