1 Koningen 22:17

En hij zeide: Ik zag het ganse Israel verstrooid op de bergen, gelijk schapen, die geen herder hebben; en de HEERE zeide: Dezen hebben geen heer; een iegelijk kere weder naar zijn huis in vrede.

Numberi 27:17

Die voor hun aangezicht uitga, en die voor hun aangezicht inga, en die hen uitleide, en die hen inleide; opdat de vergadering des HEEREN niet zij als schapen, die geen herder hebben.

Mattheüs 9:36

En Hij, de scharen ziende, werd innerlijk met ontferming bewogen over hen, omdat zij vermoeid en verstrooid waren, gelijk schapen, die geen herder hebben.

1 Koningen 22:34-36

Toen spande een man den boog in zijn eenvoudigheid, en schoot den koning van Israel tussen de gespen en tussen het pantsier. Toen zeide hij tot zijn voerman: Keer uw hand, en voer mij uit het leger, want ik ben zeer verwond.

1 Samuël 9:9

(Eertijds zeide een ieder aldus in Israel, als hij ging om God te vragen: Komt en laat ons gaan tot den ziener; want die heden een profeet genoemd wordt, die werd eertijds een ziener genoemd.)

2 Kronieken 18:16-17

En hij zeide: Ik zag het ganse Israel verstrooid op de bergen, gelijk schapen, die geen herder hebben; en de HEERE zeide: Dezen hebben geen heer; een iegelijk kere weder naar zijn huis in vrede.

Jeremia 1:11-16

Wijders geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: Wat ziet gij, Jeremia? En ik zeide: Ik zie een amandelroede.

Jeremia 23:1-2

Wee den herderen, die de schapen Mijner weide ombrengen en verstrooien! spreekt de HEERE.

Jeremia 50:6

Mijn volk waren verloren schapen, hun herders hadden hen verleid, zij hadden hen gevoerd naar de bergen, zij gingen van berg tot heuvel, zij vergaten hun legering.

Jeremia 50:17

Israel is een verbijsterd lam, dat de leeuwen verjaagd hebben; de eerste, die hem heeft opgegeten, was de koning van Assur, en deze de laatste, Nebukadrezar, de koning van Babel, heeft hem de beenderen verbrijzeld.

Ezechiël 1:4

Toen zag ik, en ziet, een stormwind kwam van het noorden af, een grote wolk, en een vuur daarin vervangen, en een glans was rondom die wolk; en uit het midden daarvan was als de verf van Hasmal, uit het midden des vuurs.

Ezechiël 34:4-6

De zwakke sterkt gij niet, en het kranke heelt gij niet, en het gebrokene verbindt gij niet, en het weggedrevene brengt gij niet weder, en het verlorene zoekt gij niet; maar gij heerst over hen met strengheid en met hardigheid.

Zacharia 10:2

Want de terafim spreken ijdelheid, en de waarzeggers zien valsheid, en zij spreken ijdele dromen, zij troosten met ijdelheid; daarom zijn zij henengetogen als schapen, zij zijn onderdrukt geworden; want er was geen herder.

Zacharia 13:7

Zwaard! ontwaak tegen Mijn Herder, en tegen den Man, Die Mijn Metgezel is, spreekt de HEERE der heirscharen; sla dien Herder, en de schapen zullen verstrooid worden; maar Ik zal Mijn hand tot de kleinen wenden.

Handelingen 10:11-17

En hij zag den hemel geopend, en een zeker vat tot hem nederdalen, gelijk een groot linnen laken, aan de vier hoeken gebonden, en nedergelaten op de aarde;

Treasury of Scripture Knowledge did not add

Public domain