1 Toen zij de ark Gods inbrachten, zo stelden zij ze in het midden der tent, welke David voor haar gespannen had; en zij offerden brandofferen en dankofferen voor het aangezicht Gods.
1 And they brought in the ark of God and placed it inside the tent which David had pitched for it, and they offered burnt offerings and peace offerings before God.
4 En hij stelde voor de ark des HEEREN sommigen uit de Levieten tot dienaars, en dat, om den HEERE, den God Israels, te vermelden, en te loven, en te prijzen.
4 He appointed some of the Levites as ministers before the ark of the Lord, even to celebrate and to thank and praise the Lord God of Israel:
5 Asaf was het hoofd, en Zecharja de tweede na hem; Jeiel, en Semiramoth, en Jehiel, en Mattithja, en Eliab, en Benaja, en Obed-Edom, en Jeiel, met instrumenten der luiten en met harpen; en Asaf liet zich horen met cimbalen;
5 Asaph the chief, and second to him Zechariah, then Jeiel, Shemiramoth, Jehiel, Mattithiah, Eliab, Benaiah, Obed-edom and Jeiel, with musical instruments, harps, lyres; also Asaph played loud-sounding cymbals,
35 En zegt: Verlos ons, o God onzes heils, en verzamel ons, en red ons van de heidenen, dat wij Uw heiligen Naam loven, en dat wij ons Uws lofs roemen.
35 Then say, “Save us, O God of our salvation,And gather us and deliver us from the nations,To give thanks to Your holy name,And glory in Your praise.”
37 Alzo liet hij daar, voor de ark des verbonds des HEEREN, Asaf en zijn broederen, om geduriglijk te dienen voor de ark, naardat op elken dag besteld was.
37 So he left Asaph and his relatives there before the ark of the covenant of the Lord to minister before the ark continually, as every day’s work required;
40 Om den HEERE de brandofferen geduriglijk te offeren op het brandofferaltaar, des morgens en des avonds; en zulks naar alles, wat er geschreven staat in de wet des HEEREN, die Hij Israel geboden had.
40 to offer burnt offerings to the Lord on the altar of burnt offering continually morning and evening, even according to all that is written in the law of the Lord, which He commanded Israel.
41 En met hen Heman en Jeduthun, en de overige uitgelezenen, die met namen uitgedrukt zijn om den HEERE te loven; want Zijn goedertierenheid is tot in der eeuwigheid.
41 With them were Heman and Jeduthun, and the rest who were chosen, who were designated by name, to give thanks to the Lord, because His lovingkindness is everlasting.
42 Met hen dan waren Heman en Jeduthun, met trompetten en cimbalen voor degenen, die zich lieten horen, en met instrumenten der muziek Gods; maar de zonen van Jeduthun waren aan de poort.
42 And with them were Heman and Jeduthun with trumpets and cymbals for those who should sound aloud, and with instruments for the songs of God, and the sons of Jeduthun for the gate.