1 Kronieken 26:13

En zij wierpen de loten, zo de kleinen als de groten, naar hun vaderlijke huizen, tot elke poort.

1 Kronieken 25:8

En zij wierpen de loten over de wacht, tegen elkander, zo de kleinen, als de groten, den meester met den leerling.

1 Kronieken 24:31

En zij wierpen ook loten, nevens hun broederen, de zonen van Aaron, voor het aangezicht van den koning David, en Zadok, en Achimelech, en van de hoofden der vaderen onder de priesteren en onder de Levieten; het hoofd der vaderen tegen zijn kleinsten broeder.

1 Kronieken 24:5

En zij deelden hen door loten af, dezen met genen; want de oversten des heiligdoms en de oversten Gods waren uit de kinderen van Eleazar en van de kinderen van Ithamar.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain