1 Kronieken 6:61

Maar de kinderen van Kahath, die overgebleven waren, hadden van het huisgezin van den stam, uit den halven stam van half Manasse, bij het lot, tien steden.

Jozua 21:4-5

Toen ging het lot uit voor de huisgezinnen der Kahathieten; en voor de kinderen van Aaron, den priester, uit de Levieten, waren van den stam van Juda, en van den stam van Simeon, en van den stam van Benjamin, door het lot, dertien steden.

Jozua 21:20-26

De huisgezinnen nu der kinderen van Kahath, de Levieten, die overgebleven waren van de kinderen van Kahath, die hadden de steden huns lots van den stam van Efraim.

1 Kronieken 6:1-2

De kinderen van Levi waren Gerson, Kahath en Merari.

1 Kronieken 6:18

En de kinderen van Kahath waren Amram, en Jizhar, en Hebron, en Uzziel.

1 Kronieken 6:33

Dezen nu zijn ze, die daar stonden met hun zonen; van de zonen der Kahathieten, Heman de zanger, de zoon van Joel, den zoon van Samuel,

1 Kronieken 6:66-70

Aan de overigen nu, uit de huisgezinnen der kinderen van Kahath, dien gewerden steden hunner landpale, van den stam van Efraim.

Treasury of Scripture Knowledge did not add