1 Kronieken 7:28
En hun bezitting en hun woning was Beth-El, en haar onderhorige plaatsen; en tegen het oosten Naaran, en tegen het westen Gezer en haar onderhorige plaatsen; en Sichem en haar onderhorige plaatsen, tot Gaza toe, en haar onderhorige plaatsen.
Genesis 28:19
En hij noemde den naam dier plaats Beth-El; daar toch de naam dier stad te voren was Luz.
Jozua 16:2-3
En het komt van Beth-El uit naar Luz; en het gaat door tot de landpale des Archiets, tot Ataroth toe;
Richteren 1:22
En het huis van Jozef toog ook op naar Beth-El. En de HEERE was met hen.
1 Kronieken 6:66-67
Aan de overigen nu, uit de huisgezinnen der kinderen van Kahath, dien gewerden steden hunner landpale, van den stam van Efraim.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd