1 Petrus 3:6

Gelijk Sara aan Abraham gehoorzaam is geweest, hem noemende heer, welker dochters gij geworden zijt, als gij weldoet, en niet vreest voor enige verschrikking.

Genesis 18:12

Zo lachte Sara bij zichzelve, zeggende: Zal ik wellust hebben, nadat ik oud geworden ben, en mijn heer oud is?

Genesis 18:15

En Sara loochende het, zeggende: Ik heb niet gelachen; want zij vreesde. En Hij zeide: Neen! maar gij hebt gelachen.

Jesaja 57:11

Maar voor wien hebt gij geschroomd of gevreesd? Want gij hebt gelogen, en zijt Mijner niet gedachtig geweest, gij hebt Mij op uw hart niet gelegd; is het niet, om dat Ik zwijg, en dat van ouds af, en gij vreest Mij niet?

Daniël 3:16-18

Sadrach, Mesach en Abed-nego antwoordden en zeiden tot den koning Nebukadnezar: Wij hebben niet nodig u op deze zaak te antwoorden.

Mattheüs 26:69-75

En Petrus zat buiten in de zaal; en een dienstmaagd kwam tot hem, zeggende: Gij waart ook met Jezus, den Galileer.

Handelingen 4:8-13

Toen zeide Petrus, vervuld zijnde met den Heiligen Geest, tot hen: Gij oversten des volks, en gij ouderlingen van Israel!

Handelingen 4:19

Maar Petrus en Johannes, antwoordende, zeiden tot hen: Oordeelt gij, of het recht is voor God, ulieden meer te horen dan God.

Romeinen 9:7-9

Noch omdat zij Abrahams zaad zijn, zijn zij allen kinderen; maar: In Izaak zal u het zaad genoemd worden.

Galaten 4:22-26

Want er is geschreven, dat Abraham twee zonen had, een uit de dienstmaagd, en een uit de vrije.

1 Petrus 3:14-15

Maar indien gij ook lijdt om der gerechtigheid wil, zo zijt gij zalig; en vreest niet uit vreze van hen, en wordt niet ontroerd;

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd