1 Samuël 14:31
Doch zij sloegen te dien dage de Filistijnen van Michmas tot Ajalon; en het volk was zeer moede.
Jozua 10:12
Toen sprak Jozua tot den HEERE, ten dage als de HEERE de Amorieten voor het aangezicht de kinderen Israels overgaf, en zeide voor de ogen der Israelieten: Zon, sta stil te Gibeon, en gij, maan, in het dal van Ajalon!
Jozua 19:42
En Saalabbin, en Ajalon, en Jithla,
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd