1 Samuël 18:9

En Saul had het oog op David, van dien dag af en voortaan.

Genesis 4:5-6

Maar Kain en zijn offer zag Hij niet aan. Toen ontstak Kain zeer, en zijn aangezicht verviel.

Genesis 31:2

Jakob zag ook het aangezicht van Laban aan, en ziet, het was jegens hem niet als gisteren en eergisteren.

Mattheüs 20:15

Of is het mij niet geoorloofd, te doen met het mijne, wat ik wil? Of is uw oog boos, omdat ik goed ben?

Markus 7:22

Dieverijen, gierigheden, boosheden, bedrog, ontuchtigheid, een boos oog, lastering, hovaardij, onverstand.

Efeziërs 4:27

En geeft den duivel geen plaats.

Jakobus 5:9

Zucht niet tegen elkander, broeders, opdat gij niet veroordeeld wordt; ziet, de Rechter staat voor de deur.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain